We zijn er trots op te mogen aankondigen dat we na een aantal intensieve maanden, onze krachten bundelen met de gerenommeerde private equity investeerder Main Capital!

Main Capital heeft een meerderheidsbelang verworven in Paragin, wat ons in staat stelt onze organisatie en producten nog verder te laten groeien, nationaal en internationaal. Als aanbieder van software gericht op competentie-, kennis- en talentontwikkeling voor onderwijs en arbeidsmarkt zetten we ons dagelijks in voor het ontwikkelen van mensen, heel mooi werk wat we door Main op een nog grotere schaal kunnen gaan doen.

Main Capital is een strategische investeerder met een exclusieve focus op de softwaresector in de Benelux, Scandinavië en de Duitstalige landen. Main investeert vanuit een lange-termijnhorizon die goed bij onze visie aansluit, en is gericht op succesvolle partnerships met managementteams met als doel om samen grotere softwaregroepen op te bouwen.

We ervaren veel waardering bij Main voor de manier van werken van Paragin, hoe betrokken we willen zijn bij onze klanten, partners en gebruikers, ons verdienmodel, ons team en onze kernwaarden.

Daarom zijn we met veel plezier en energie de samenwerking aangegaan en blijven we ons nog lang en op steeds grotere schaal met onze software inzetten voor de ontwikkeling van mensen.

Zie voor meer informatie het persbericht hieronder of ga voor de Engelstalige versie naar de website van Main.

+++ Persbericht +++

Main Capital zet strategische stap in de educatiesoftwaremarkt via meerderheidsbelang in Paragin

Main Capital heeft een meerderheidsbelang verworven in Paragin, een leidende aanbieder van software gericht op competentie-, kennis- en talentontwikkeling voor het onderwijs en de (semi-)overheid. De oplossingen van Paragin bieden met name actieve ondersteuning bij toetsing, certificering en loopbaanbegeleiding. Het bedrijf is gevestigd in Nijkerk en heeft momenteel circa 25 werknemers.

De klantenbasis van Paragin bestaat uit ruim 140 klanten. Dit zijn met name ROC’s, HBO’s en universiteiten (o.a. Universiteit Utrecht, Erasmus Universiteit, De Haagse Hogeschool en Deltion College), educatieve uitgevers als Noordhoff en commerciële opleidings-en examineringsinstituten (zoals NIMA, LOI en Eureka), maar de onderneming heeft ook een sterke selectie (semi-)publieke klanten zoals het FNV, het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), de Federatie Medisch Specialisten en gemeenten als Groningen en Roermond. Dankzij zorgvuldige implementatie en een sterk productaanbod heeft Paragin een loyale en tevreden klantenkring weten op te bouwen in het onderwijs en de (semi-)publieke sector.

Drie producten staan centraal in het portfolio van Paragin: RemindoToets, MijnPortfolio en RemindoEVC. RemindoToets stelt klanten in staat om een volledig toets- en examenproces te beheren vanuit een online omgeving. MijnPortfolio ondersteunt klanten in onderwijs en bedrijfsleven actief bij opleidingen, loopbaanontwikkeling, mobiliteit en andere werkgerelateerde uitdagingen. RemindoEVC ondersteunt erkende EVC-aanbieders in hun EVC- en EVP-trajecten. Alle producten worden gekenmerkt door innovatieve functionaliteit, betrouwbare prestaties en internationale inzetbaarheid.

Samenwerking Paragin en Main

  • Het huidige managementteam Jeroen Bakker (CEO) en Peter de Blieck (CTO) blijft aan boord en investeert naast Main Capital in Paragin.
  • Paragin en Main zullen zich gezamenlijk inzetten om verdere autonome groei te realiseren binnen de verschillende segmenten in de markt voor educatiesoftware.
  • Daarnaast zal de combinatie een selectieve Buy & Build strategie nastreven voor acquisities in de bredere educatieve softwaremarkt.

Jeroen Bakker en Peter de Blieck, Management van Paragin:

We kijken ernaar uit om Paragin in samenwerking met Main verder uit te bouwen tot een leidende softwareaanbieder in de educatiemarkt binnen Nederland en daarbuiten. We zien Main Capital als een strategische partner met een goede visie om de ambitieuze groeiplannen en verdere professionalisering van ons bedrijf te realiseren. Dit wordt mogelijk gemaakt door de technische en commerciële expertise van Paragin, gecombineerd met de kennis en (inter-)nationale ervaring van Main.

 Pieter van Bodegraven, Partner van Main Capital Partners:

De learning softwaremarkt is erg interessant en biedt diverse groeimogelijkheden op nationaal en internationaal niveau. We zijn zeer enthousiast over de kansen die wij zien in de samenwerking met het managementteam van Paragin. Paragin heeft de afgelopen jaren indrukwekkende resultaten laten zien en is sterk gepositioneerd om deze lijn door te trekken en te profiteren van de digitaliseringsslag waarin deze sector zich bevindt.

Over Paragin

Paragin is actief in de Nederlandse markt met software gericht op competentie-, kennis- en talentontwikkeling voor grote en kleine organisaties in onderwijs en bedrijfsleven. Ook heeft Paragin al meerdere internationale klanten. Paragin biedt slimme producten aan die ieder een specifiek onderdeel van het ontwikkelproces van de gebruiker ondersteunen, variërend van software voor toetsing en examinering tot een e-learningplatform, certificering, loopbaanontwikkeling en ePortfolio’s. Paragin biedt oplossingen die gebruiksvriendelijk, efficiënt en aantrekkelijk vormgegeven zijn en in binnen- en buitenland kunnen worden ingezet.

Over Main Capital Partners

Main Capital is een strategische investeerder met een exclusieve focus op de softwaresector in de Benelux, DACH en Nordics. Main heeft een lange termijn horizon rond succesvolle partnerships met managementteams, met als doel om samen grotere softwaregroepen op te bouwen. Main heeft ongeveer € 1 miljard aan activa onder beheer voor investeringen in volwassen en groeiende softwarebedrijven.

Het huidige portfolio van Main Capital omvat snelgroeiende software- en SaaS-softwarebedrijven zoals Foconis, Relyon, Perbility, Pointsharp, Textkernel, MACH AG, Exxellence, WoodWing, Alfa, Optimizers, Assessio, GBTEC, Onventis, HYPE Innovation, cleversoft, Enovation, SDB Group, Jobrouter, GOconnectIT, Inergy, KING Software, Artegic, OBI4wan, b + m Informatik, ChainPoint en Sofon. Succesvolle voormalige bedrijven die onder het leiderschap van Main aanzienlijk zijn gegroeid zijn onder meer Connexys (HR-software), Roxit (overheidssoftware), Axxerion (facilitaire beheersoftware), Ymor (APM-software), Onguard (kredietbeheersoftware), TPSC (GRC-software voor de gezondheidszorg) en RVC (PACS en VNA-software voor de gezondheidszorg)


Het is bekend dat jongere generaties over het algemeen weinig moeite hebben met nieuwe technologie en software. Oudere volwassenen vinden het echter vaak lastig om dit op te pakken, omdat het wordt gezien als een grote uitdaging. Juist omdat ontwikkelingen op het gebied van technologie en media zo snel gaan, is het belangrijk om ook deze groep mensen mee te nemen in dit proces. Welke uitdagingen zijn dit? En hoe lossen we dit op?

Barrières

Het is lastig om een groep mensen mee te nemen in een ontwikkeling, wanneer er verschillende barrières zijn die doorbroken moeten worden. Slechts een derde van de 50-plussers vindt zichzelf bekwaam op het gebied van computers, smartphones of andere ‘slimme’ apparaten. Het komt regelmatig voor dat zij zich onbekwaam voelen, omdat deze technologie zich zeer snel ontwikkelt en zij dat niet kunnen bijbenen. Daar staan jongeren sterk mee in contrast, want 75% daarvan vindt dat zij goed om kunnen gaan met diezelfde technologie. Dezelfde verhoudingen zien we terug bij het gebruiken van software.

De onbekendheid met software kan erg lastig zijn voor oudere generaties, zeker wanneer begeleiding uitblijft. Handleidingen zijn niet duidelijk genoeg, bijvoorbeeld door te moeilijk taalgebruik. In andere gevallen worden vragen wel opgelost, maar zonder duidelijk te maken op welke manier de gebruiker dit de volgende keer zelf kan doen. Verder is gebrek aan communicatie een veel voorkomend probleem, wat kan leiden tot onzekerheid.

Een belangrijk gegeven hierbij is dat oudere generaties wel gedreven zijn om nieuwe technologie aan te leren. Zij vinden het daarom ook jammer dat ze niet volledig in staat zijn om hardware en software volledig te benutten. Door de bestaande barrières weg te nemen moet de gedrevenheid van deze generaties beter tot zijn recht kunnen komen.

Hulpmiddelen

Op welke manier kunnen de oudere generaties ondersteund worden? Op de eerste plaats kunnen ontwikkelaars van hardware en software keuzes maken in het design van hun producten. Denk hierbij aan het toevoegen van hulpmiddelen, zoals het toegankelijk maken van documentatie of andere ondersteunende functies. Zo heeft Paragin in de RemindoToets-software een knop voor toegang tot de Kennisbank en is er met een extern account beschikking tot de ReadSpeaker-functionaliteit.

Buiten de ontwikkelaars om zijn werkgevers in een belangrijke positie om goede ondersteuning te bieden. Extra aandacht voor degenen die moeite hebben met het hanteren van computers en software kan een belangrijke stap zijn. Denk hierbij aan het aanbieden van een extra cursus of het onderzoeken van de ervaringen van werknemers. Een continue evaluatie op dit gebied kan er voor zorgen dat werknemers meer vertrouwen in zichzelf kunnen hebben op het gebied van technologie.

Werknemers kunnen elkaar ook ondersteunen. Een methode die mogelijk goed werkt is het koppelen van degenen die sterk zijn met moderne technologie aan anderen die er minder goed mee om kunnen gaan. Een optie is het matchen van jongere en oudere werknemers, die aan elkaar respectievelijk hulp kunnen bieden en ontvangen. Een mooie bijkomstigheid hiervan is dat er een sterke vertrouwensband kan ontstaan, waardoor werknemers elkaar sneller durven te benaderen.


Bronnen:

Oh, E., & Reeves, T. C. (2014). Generational differences and the integration of technology in learning, instruction, and performance. In Handbook of research on educational communications and technology (pp. 819-828). Springer, New York, NY.

Vaportzis, E., Giatsi Clausen, M., & Gow, A. J. (2017). Older adults perceptions of technology and barriers to interacting with tablet computers: a focus group study. Frontiers in psychology, 8, 1687.

https://www.pewresearch.org/internet/2017/05/17/barriers-to-adoption-and-attitudes-towards-technology/


Dit artikel is afkomstig van onze partner Federatie Medisch Specialisten.


Een kennistoets die gekoppeld is aan de leerdoelen uit het opleidingsplan. Klinkt logisch, maar zover komen is nog een hele kunst. Met hulp van toetsexperts vanuit Opleiden 2025 heeft de Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose (NVALT) haar jaarlijkse verplichte kennistoets een inhoudelijke boost gegeven. ‘We hebben echt een flinke verbeterslag kunnen maken’, zegt longarts Monique Reijers, voorzitter van het Concilium.

Opleiden 2025 stelt aan de toetscommissies van alle wetenschappelijke verenigingen didactische expertise beschikbaar om de jaarlijkse toetsen inhoudelijk te optimaliseren en te digitaliseren. ‘En dat was nodig, stelt vijfdejaars aios longgeneeskunde Laurien Keulers, voorzitter van het aios-bestuur van de NVALT. ‘Vanuit ons bestuur is hard gelobbyd voor een betere kennistoets. Voorheen was de toets gebaseerd op de Europese toets voor longgeneeskunde. Daar kwamen vragen in voor die niet realistisch waren voor de Nederlandse praktijk, bijvoorbeeld over het buitenlandse antibioticabeleid. Nu sluit de toets goed aan bij de EPA’s uit het opleidingsplan’.

Toetsmatrijs

De basis van de nieuwe jaarlijkse kennistoets wordt gevormd door de zogeheten toetsmatrijs: een schematische blauwdruk van de toets. De toetsmatrijs legt de verbinding tussen de onderwerpen en leerdoelen uit het opleidingsplan en de te ontwikkelen toetsvragen gericht op kennis, inzicht en toepassing. Reijers: ‘Nu kunnen we gericht vragen maken die niet alleen aansluiten bij de EPA’s die in onze opleiding aan bod komen, maar ook bij de leerdoelen die we per opleidingsjaar in ons opleidingsplan hebben vastgesteld. Door deze systematiek hopen we de ontwikkeling van aios door de jaren heen beter te kunnen volgen.’

Vragen uitwisselen

‘Meerdere wetenschappelijke verenigingen zijn op dit moment bezig met het samenstellen van een toetsmatrijs’, aldus Jan van Lith gynaecoloog en voorzitter van het deelproject Structureel (door)ontwikkelen en samenwerken van project Opleiden 2025. ‘Dat juichen we van harte toe. Vanwege de inhoudelijke kwaliteitsslag, maar ook omdat het makkelijker wordt om toetsvragen uit te wisselen. Als ieder specialisme dezelfde toetsstructuur en hetzelfde toetssysteem gebruikt, kun je met wederzijdse toestemming elkaars vragen inzien en delen.’ Reijers: ‘Uitwisseling van vragen lijkt me heel handig. Ik kan me goed voorstellen dat wij kennisvragen van de cardiologie overnemen, bijvoorbeeld over dyspneu bij hartfalen. Of dat huisartsen toetsvragen van ons overnemen, bijvoorbeeld over de behandeling van een longontsteking.’

Direct feedback

Voor de landelijke kennistoetsen heeft Opleiden 2025 het online toetssysteem RemindoToets beschikbaar gesteld voor alle wetenschappelijke verenigingen. In het najaar van 2020 hebben al vijf wetenschappelijke verenigingen hun toets via RemindoToets afgenomen, daarnaast zijn tien wetenschappelijke verenigingen bezig met de voorbereiding voor toetsafname in RemindoToets in 2021.

In het digitale toetssysteem kunnen eenvoudig afbeeldingen en video- of geluidsfragmenten aan toetsvragen worden toegevoegd. Ook is een functie ingebouwd die directe feedback op de antwoorden mogelijk maakt. Keulers: ‘Eerder hadden we alleen een klassikale nabespreking. Direct feedback krijgen werkt beter: dan zie je meteen in welke domeinen jouw persoonlijke hiaten liggen, zodat je weet waar je aan moet werken.’

Vak apart

Een toetsexpert van Opleiden 2025 hielp de werkgroep bij de formulering van vragen en antwoorden. Reijers: ‘Dat is echt een vak apart. Welke woorden kies je, zodat je precies vraagt wat je wilt weten? Hoe zorg je ervoor dat vragen of antwoorden niet multi-interpretabel zijn? Heel leerzaam om hier samen met een deskundige naar te kijken.’ Van Lith: ‘Alle wetenschappelijke verenigingen kunnen de expertise van Opleiden 2025 inschakelen om hun toets inhoudelijk te verbeteren.’


Bron: https://medischevervolgopleidingen.nl/kennistoets-drastisch-verbeterd


Het opzetten van een leertaak kan soms eenvoudig lijken, maar vaak kan er achter een simpele taak al een lang leerproces zitten. Om een leertaak op een goede manier op te zetten is het nuttig om daar een handleiding bij te hebben. Het boek ‘Ten Steps to Complex Learning’ zet een stappenplan uiteen, dat gevolgd kan worden om een passende (complexe) leertaak aan te kunnen bieden.

Vier hoofdcomponenten

Het tien-stappen model uit het boek vindt zijn basis in het bekende 4C/ID model. Daar wordt gebruikt gemaakt van vier hoofdcomponenten die nodig zijn voor onderwijsontwerp. Dit zijn:

  • Leertaken: een bepaalde opzet van opdrachten die oplopen in moeilijkheid en complexiteit
  • Ondersteunende informatie: dit is nodig om een taak uit te kunnen voeren
  • Procedurele informatie: bepaalde aspecten of regels die aangeleerd moeten worden
  • Deeltaken: oefeningen voor specifieke onderdelen van een overkoepelende taak

Deze vier componenten zijn ook terug te vinden in het tien stappen-model. De zes toegevoegde onderdelen staan daar tussen gepositioneerd.

De tien stappen

Stap 1. Leertaken ontwikkelen

Net als bij het 4C/ID-model is het ontwikkelen van de leertaken de eerste stap. Hier wordt de opbouw van de leertaak bedacht. Daarnaast moet nagedacht worden over de (afbouw van) ondersteuning, probleemoplossing en afwisseling van oefeningen voor deze taak. Het is daarbij van belang dat een leertaak een weerspiegeling moet zijn van de werkelijkheid.

Stap 2. De volgorde van leertaken bepalen

Welke taak moet er eerst komen? Dat kan belangrijk zijn, bijvoorbeeld als een leertaak onderdeel kan uitmaken van latere, meer complexere taken. Dit kan ook betrekking hebben op onderdelen die in een leertaak zelf zitten. Dit worden deeltaken genoemd, waarbij opnieuw minder complexe onderdelen als eerst behandeld moeten worden.

Stap 3. Doelen bepalen

Bij een taak moet een bepaald doel bereikt worden, om zo te kunnen meten of iemand de leertaak beheerst. Dit wordt gedaan aan de hand van de vaardigheden die nodig zijn om de taak af te kunnen ronden. De doelen worden geformuleerd en eventueel geclassificeerd. Vervolgens moet een passende methode voor het meten worden gevonden.

Stap 4. Ondersteunende informatie ontwerpen

Als een leertaak compleet nieuw is, kan iemand niet zonder ondersteuning de doelen behalen. Daar is ondersteunende informatie voor nodig, die de lerende helpt om processen of handelingen toe te lichten. Dit kan in alle soorten vormen, zoals teksten, video’s en colleges, maar het moet wel een logische keuze zijn die bij de taak aansluit. Hierbij moet nagedacht worden over ingebouwde feedback en welke media nodig is om de informatie te presenteren.

Stap 5. Analyseren van cognitieve strategieën

Een cognitieve strategie is een bepaalde manier om een probleem op te kunnen lossen. In deze stap wordt de strategie onderzocht en worden er verschillende SAP’s opgezet. Dit staat voor Systematic Approach to Problem-solving. Een voorbeeld hiervan is handelingen voordoen of een stappenplan aanreiken dat nodig is voor het oplossen van de leertaak. De lerende kan zo leren wat er gedaan moet worden.

Stap 6. Analyseren van mentale modellen

Welke denkwijze hanteert iemand die de vereiste taak moet gaan oplossen? Dit wordt helder door te kijken naar specifieke domeinmodellen en intuïtieve handelingen. Deze kunnen per taak sterk verschillen. Daarbij hangt dit samen met de cognitieve strategieën uit de vorige stap.

Stap 7. Procedurele informatie ontwerpen

Onder procedurele informatie valt het toelichten van handelingen aan de lerende. Dit gebeurt door het geven van informatie-overzichten, voorbeelden of demonstraties. Daarnaast is corrigerende feedback hier een onderdeel van. Een docent moet zorgen dat de handelingen correct worden uitgevoerd, anders zal de lerende een handeling verkeerd blijven doen of het onjuist aanleren.

Stap 8. Cognitieve regels analyseren

Deze stap is mogelijk niet noodzakelijk. Er mag van uit worden gegaan dat de lerende in een eerder stadium, bijvoorbeeld eerdere opleidingen, deze regels al heeft geleerd. Als dit niet het geval is, worden hier verbanden toegelicht die de cognitieve regels vormen. Vaak is dit in de vorm van een ‘als  – dan’ relatie. Verder worden schema’s ontwikkeld voor het verwerken van informatie en worden algemene fouten of moeilijkheden vastgesteld. Door dit vooraf te doen anticipeert een docent sneller op een lerende die vast komt te zitten.

Stap 9. Analyseren van voorkennis

Wat weet iemand al voordat er een bepaalde taak uitgevoerd gaat worden? Informatie die al bekend is hoeft niet nogmaals aangeleerd te worden, wat tijd en moeite scheelt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen concepten, principes, plannen en feiten. Deze worden genoteerd om er gebruik van te kunnen maken als een persoon de vereiste voorkennis niet meer weet of niet kan reproduceren.

Stap 10. Ontwerpen van deeltaken

Het is niet altijd nodig om deeltaken in te zetten, maar sommige leertaken bevatten belangrijke onderdelen die extra uitwerking vereisen. Voor het schrijven van een wetenschappelijk paper is het nodig dat een student gebruik kan maken van zoekmachines. Dit soort deeltaken zijn belangrijk en omvangrijk genoeg om verdere uitwerking te verrichten.

Deze stappen zijn in een zekere volgorde geplaatst, maar de schrijvers geven aan dat het altijd goed is om terug te gaan in het proces. Bij het ontwerpen van leertaken moet er altijd iets toegevoegd of veranderd worden en het komt haast nooit voor dat het foutloos doorlopen wordt. Hier moet een onderwijsontwerper dan ook rekening mee houden en er op anticiperen.


Bron: Van Merriënboer, J. J., & Kirschner, P. A. (2017). Ten steps to complex learning: A systematic approach to four-component instructional design. Routledge.


Zoals in een ander artikel van deze maand al te lezen is, is digitale geletterdheid een belangrijke vaardigheid om aan te leren. Er is daarom al een aantal jaar de roep om dit op te nemen in het algemene curriculum voor het onderwijs. Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) hoopt de kerndoelen hiervoor rond 2024 klaar te hebben, zodat scholen ermee aan de slag kunnen. Wat valt er dan onder digitale geletterdheid en waarom is dit belangrijk?

Moderne samenleving

Het algemene curriculum bestaat uit belangrijke onderdelen die we in onze samenleving nodig hebben om goed te functioneren. Vanwege de opkomst en afhankelijkheid van de computer en smartphone zijn mensen daar op steeds jongere leeftijd mee bezig. Het is daarom belangrijk dat het verplaatsen in een digitale omgeving een plaats krijgt naast het leren van lezen en schrijven. Jongeren moeten voorbereid worden op een ‘digitale toekomst’, in een moderne samenleving. Dit wordt omschreven als digitale geletterdheid. De instellingen die het curriculum regelen zijn over een paar jaar gereed om dit in te voeren bij scholen.

4 domeinen

SLO heeft het begrip digitale geletterdheid opgedeeld in vier domeinen, met een toelichting over het belang voor het onderwijs.

  1. Ict-basisvaardigheden: hieronder vallen vaardigheden als een goed begrip van de werking en bediening van computers. Daarnaast moeten jongeren de mogelijkheden en beperkingen van moderne technologie kunnen begrijpen. Het argument van SLO is dat de moderne wereld extreem afhankelijk is van computers. Het aanleren van de basisfuncties is nodig om jongeren wegwijs te maken in de digitale omgeving. Daarbij wordt aangeleerd dat een computer niet zelf gegevens aanmaakt, maar dat zij daar zelf invloed op hebben.
  2. Informatievaardigheden: dit betreft het kunnen analyseren en correct (her)formuleren van informatie die jongeren op internet gaan tegenkomen. Daaronder behoren ook vaardigheden als kritisch kunnen zijn en het gebruiken van bronnen, zodat informatie herleid kan worden. SLO stelt dat leerlingen op school goed om moeten gaan met de overvloed aan informatie op internet. Iedereen kan informatie plaatsen, kopiëren en bewerken. Daarom moet er op jonge leeftijd onderscheid gemaakt kunnen worden welke informatie betrouwbaar is.
  3. Computational thinking: SLO omschrijft deze term als het formuleren van een probleem op zo’n manier dat het mogelijk wordt om dit met computertechnologie op te lossen. Denk hierbij aan het organiseren van gegevens, of de analyse en/of representatie daarvan. Hierbij wordt gebruik gemaakt van ICT, bijvoorbeeld bepaalde software. Het argument voor de toevoeging van dit domein is dat moderne vraagstukken moderne oplossingen nodig hebben. In het huidige tijdperk zijn bepaalde zaken niet meer op te lossen zonder het gebruik van computers. SLO vindt het daarom belangrijk dat jongeren worden opgeleid met deze vorm van probleemoplossing, zoals de inzet van algoritmes en procedures.
  4. Mediawijsheid: het effect van (digitale) media is door bijvoorbeeld computers, het internet en smartphones wijdverspreid. Mensen worden constant geconfronteerd met afbeeldingen, video’s en andere middelen om de aandacht te trekken. Daarnaast behoren ook sociale netwerken tot de digitale media, waarmee contacten onderhouden worden. Jongeren moeten leren om hier in te kunnen navigeren. SLO verwacht dat de samenleving alleen maar meer afhankelijk wordt van deze media. Dit onderdeel is daarmee onmisbaar voor de digitale geletterdheid. Er wordt zelfs gesteld dat gezond blijven en gelukkig zijn samenhangen met het correct gebruiken van digitale media.

Bron: https://www.slo.nl/vakportalen/vakportaal-digitale-geletterdheid/basisvaardigheden/