In een eerder artikel heb je al over de taxonomie van Bloom kunnen lezen. Dit is echter niet de enige taxonomie die ingezet wordt in het onderwijs. In dit artikel vind je nog drie andere taxonomieën, die helpen bij het vormen van leerdoelen en toetsen.
Wat is een taxonomie ook al weer?
Een taxonomie helpt ontwerpers van onderwijs om leerdoelen op te stellen, te ordenen en om de bijbehorende kennis te toetsen. Het stelt je in staat om een structuur op te stellen, waarmee studenten deze kennis tot zich nemen en uiteindelijk volledig beheersen.
Elke taxonomie heeft een verschillende blik op de manier waarop deze opzet tot stand kan komen. Het is helemaal aan jou welke taxonomie jij het beste vindt passen. De taxonomie van Bloom is de bekendste, maar heb je ook van de volgende taxonomieën gehoord?
Romizowski
De taxonomie van Romizowski is in wezen niet heel verschillend van die van Bloom. Het prettige aan deze taxonomie is wel dat in het bovenstaande schema heel snel te zien is waar elk onderdeel voor staat. Er is ook duidelijk hoe elk onderdeel is opgedeeld, met daarbij een ‘tax-code’ vermeld. Met deze codes kun je als onderwijsontwikkelaar elk leerdoel direct markeren.
De taxonomie begint met een tweedeling tussen kennis en vaardigheid. Dit kun je zien als de twee basisonderdelen. Kennis wordt vervolgens opgedeeld in feitelijke en begripsmatige kennis. Feiten en procedures zijn de meest simpele vorm van kennis, begrippen en principes zijn hier een logische volgende stap op.
Vaardigheden zijn uitgebreider van aard en worden opgedeeld in reproductieve en productieve vaardigheden. Reproduceren omvat activiteiten die relatief gemakkelijk te herhalen zijn voor studenten. Productieve vaardigheden vereisen kritisch denkvermogen en creativiteit van een student. Met behulp van de taxonomiestructuur moet iemand van feitelijke kennis naar productieve vaardigheden kunnen komen.
RTTI
De RTTI-taxonomie is op het eerste oog minder uitgebreid dan Romizowski of Bloom. De indeling die deze taxonomie maakt, is wel erg duidelijk en minder complex en is vooral terug te vinden op middelbare scholen. Het wordt vooral gebruikt voor het ontwikkelen van (toets)vragen. Elke letter in RTTI staat voor een niveau in de bovenstaande tabel. De vier niveaus zijn ongeveer hetzelfde als de hiërarchie die we terug zien bij Romizowski, maar net wat anders verwoord.
- Reproductie staat bij RTTI voor vragen die leerlingen beantwoorden, door de leerstof te onthouden. Dit zijn bijvoorbeeld vertaalde woorden, bepaalde begrippen of regels en formules.
- Toepassen 1 (T1) is het trainingsgericht toepassingsniveau. Hierbij gaat het om vragen die betrekking hebben op bijvoorbeeld grammaticaregels.
- Toepassen 2 (T2) gaat in op transfergericht toepassingsniveau. Dit niveau gaat in op het toepassen van zaken uit niveau T1, maar in een nieuwe situaties. Je kunt hierbij denken aan het inzetten van een specifieke casus die een leerling moet oplossen.
- Het laatste niveau, Inzicht, zijn vragen die leerlingen zelfstandig en systematisch moeten oplossen. Een voorbeeld hiervan is het voorleggen van een probleem, waarbij een leerling moet analyseren en een passende oplossing moet beargumenteren.
Bij RTTI horen ook gedragsindicatoren. De ontwikkelaars noemen dit OMZA, wat staat voor:
- Organisatie: kan een leerling zijn taken juist organiseren?
- Meedoen: doet een leerling actief mee in de lessen?
- Zelfvertrouwen: staat een leerling open voor feedback?
- Autonomie: kan een leerling kritisch zijn op zichzelf?
Deze indicatoren hangen samen met de bovengenoemde niveaus. Als een leerling bijvoorbeeld vastloopt op het gebied van reproductie kan het nuttig zijn om ook naar de organiserende kwaliteiten te gaan kijken.
Europees Referentiekader (ERK)
De Raad van Europa ontwikkelde deze taxonomie in 2001. Het wordt ingezet om een indicatie te geven voor het taalniveau dat een gebruiker beheerst. De niveaus A, B en C zijn elk onderverdeeld in categorie 1 of 2 met in totaal 6 verschillende categorieën.
Niveau A is het laagste niveau voor basisgebruikers van een taal. Soms wordt hier nog een derde categorie aan toegevoegd: pre-A1. In dit stadium kan iemand korte zinnen maken, die betrekking hebben op simpele feiten, zoals je naam of je nationaliteit. Het is als het ware je startniveau als je een nieuwe taal gaat leren.
Niveau A1 beheers je wanneer je zinnen kunt maken die gaan over over mensen of plaatsen.
Bij A2 kun je al betere omschrijvingen geven door zinnen aan elkaar te koppelen. Denk hierbij aan routines of een bepaalde voorkeur die je ergens voor hebt.
Op niveau B wordt iemand een onafhankelijke gebruiker genoemd. Je kunt jezelf uitdrukken zonder dat je daar hulp bij nodig hebt, maar je mist nog hogere kwaliteiten om de taal compleet te beheersen.
In categorie B1 ben je in staat op een heldere beschrijving te geven van verschillende onderwerpen, bijvoorbeeld je eigen interesses. Dit kun je puntsgewijs presenteren.
Categorie B2 gaat weer een stapje hoger. Je kunt dan duidelijk en gedetailleerde uitleg geven over veel verschillende onderwerpen. Verder kun je relatief sterk presenteren en argumenteren.
Niveau C is het meeste geavanceerde niveau. Onder categorie C1 geef je zeer gedetailleerde beschrijvingen en je kunt bij een onderwerp ook ingaan op subthema’s, standpunten en conclusies.
Bij categorie C2 beheers je een taal volledig, wat inhoudt dat je vloeiend de taal kan produceren. Je kunt een specifieke en logische structuur hanteren, zodat je gesprekspartner of luisteraar alle informatie feilloos kan opnemen.
Net als bij de twee eerder genoemde taxonomieën gaat het hier over een doorlopende lijn, waarin een student een groei kan doormaken. Het handige aan deze taxonomie is dat deze door heel Europa gehanteerd wordt, waardoor je snel duidelijk kan maken in welk niveau van taal je je bevindt.
Psst… Wist je al dat je taxonomieën ook in RemindoToets kunt inzetten?
Organisaties gebruiken in RemindoToets vraageigenschappen om taxonomieonderdelen aan een vraag toe te kennen. Op deze manier kun je precies zien welke vragen bij welk onderdeel horen en kun je een taxonomie terug laten komen in je toetsen. Je kunt daarbij heel eenvoudig filteren op een specifiek onderdeel zodat je in een grote vragenbank niet lang hoeft te zoeken. Handig!
In de Kennisbank kun je hier meer over lezen in het artikel Beheer vraageigenschappen.