Waar onderwijs en scholing wordt gegeven, zul je zonder twijfel beoordelingen, toetsen en examens terug vinden, om de kennis van studenten te kunnen toetsen. Deze worden echter niet zonder meer opgesteld en afgenomen. Veel instellingen maken gebruik van een examencommissie.  Wat doet een examencommissie precies?

De examencommissie moet zich garant stellen voor de kwaliteit van een examen of beoordeling en het diploma of certificaat. Ze stelt dus vast of een persoon voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een bijvoorbeeld een diploma of (ervarings)certificaat. De leden van de commissie zijn vaak mensen die veel kennis hebben van de betreffende schoolsoort, onderwijsinstelling en/of examinering in zijn geheel. De samenstelling is afhankelijk van hoe breed de examencommissie wordt ingezet. Dit kan zijn per opleiding, maar het komt ook voor dat er per faculteit een commissie bestaat.

Een belangrijk aspect is verder dat de examencommissie dient als onafhankelijk orgaan. De leden moeten geen belang hebben bij zaken die spelen bij de onderwijsinstelling, zoals het halen van hoge cijfers onder de studenten.

Wat zijn de taken?

De precieze taken van de examencommissie zijn niet voor elke instelling gelijk, maar zullen wel erg op elkaar lijken. Voor het hoger onderwijs zijn de taken van een examencommissie wettelijk bepaald. Het voortgezet onderwijs kent dit (nog) niet. In het raamwerk van de VO-raad worden wel een aantal aanbevelingen gegeven. Hieronder een voorbeeld van voorgestelde taken:

  1. Het borgen van de kwaliteit van de schoolexaminering (procesmatig, inhoudelijk, passend bij de visie van de school en passend bij het afsluitende karakter van het schoolexamen);
  2. Het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen om schoolexamens te beoordelen en vast te stellen.
  3. De examencommissie stelt regels vast over de uitvoering van de taken en bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, en de maatregelen die zij in dat verband kan nemen.
  4. Indien een kandidaat bij de examencommissie een verzoek of een klacht indient waarbij een lid van de examencommissie is betrokken, neemt het betrokken lid geen deel aan de behandeling van het verzoek of de klacht.
  5. De examencommissie stelt jaarlijks een verslag op over haar bevindingen bij het borgen van de kwaliteit van de schoolexaminering en verstrekt dit verslag aan het bevoegd gezag.

Wat doet een examencommissie dan in de praktijk?

Op het gebied van kwaliteitswaarborging is een examencommissie bezig met toetsanalyses en het toepassen van steekproeven om toetsen te controleren. De commissieleden kijken naar de inhoud van de toetsen en leggen deze naast de eindtermen die voor de betreffende opleiding zijn opgesteld. Als de commissie acht dat deze niet overeenkomen wordt dit teruggekoppeld aan de opleidingsfunctionarissen. Een examencommissie kan hierbij een advies geven, hoewel dit niet direct in de taken vastgelegd hoeft te zijn. Het is niet de taak om examens te ontwerpen, maar juist het controleren.

Een examencommissie heeft verschillende bevoegdheden die betrekking hebben op studenten. Er kunnen in bepaalde gevallen vrijstellingen worden verleend. Als een student bij een eerdere opleiding een diploma of certificaat heeft behaald die inhoudelijk sterk overeen komt met een aankomende studie kan dit bij de examencommissie gemeld worden. Deze kan beslissen om de student vrijstelling te geven. Studenten kunnen verder klachten en bezwaren indienen bij de examencommissie. Deze klachten zijn gerelateerd aan de opleiding, zoals de kwaliteit van het onderwijs, toetsing of het oneens zijn met een gegeven cijfer. De examencommissie kan vervolgens besluiten om een opleiding aan te spreken.

Nog een belangrijke taak die betrekking heeft op studenten is het geven van een bindend studieadvies (BSA). Dit advies geeft de examencommissie aan een student, met de mededeling of deze de opleiding mag vervolgens. In principe doet de commissie deze uitspraak aan het eind van het eerste studiejaar van de student. De onafhankelijkheid van een examencommissie maakt het wel of niet toekennen van het BSA eerlijk, zonder inmenging van andere personen die de student mogelijk goed kennen.


Iedereen komt ze tegen: meerkeuzevragen. Op een eindtoets, tentamens of bij het theorie-examen voor je rijbewijs. In dit artikel vind je een stappenplan voor het benaderen van een meerkeuzevraag. Ben je bezig met het ontwikkelen van vragen? Bij elke stap staat een docententip zodat je vragen niet te makkelijk beantwoord kunnen worden.

Tip 1. Beantwoord de vraag voordat je de antwoorden leest

Vergeet natuurlijk niet om eerst de vraag goed door te lezen! Wanneer je dat hebt gedaan, kun je proberen om de vraag zelf  te beantwoorden zonder naar de antwoordopties te kijken. Als je zelf een antwoord hebt bedacht, kijk dan naar de te kiezen antwoorden. Staat je antwoord er tussen? Dat kan je helpen voor het geval je ook andere opties moet overwegen: je bent niet voor niets op je eerste antwoord uitgekomen.

Docententip!

Elke meerkeuzevraag moet vanzelfsprekend een correct antwoord hebben. Het is wel wenselijk dat alle alternatieve antwoordmogelijkheden plausibel zijn. Zo test je je studenten het beste. Studenten die de lesstof goed beheersen zullen er het juiste antwoord uit  halen en er kan minder makkelijk gegokt worden!

Tip 2.  Foute antwoordopties elimineren

Wanneer je nog geen antwoord in je hoofd hebt, controleer dan of je de andere opties stapsgewijs kunt elimineren. Als je de stof goed beheerst, weet je wat je kunt afstrepen. Dit zal bij de ene antwoordoptie makkelijk zijn dan bij de andere. Probeer zo ver mogelijk te komen, zodat je zo zeker als mogelijk kunt zijn van je uiteindelijke antwoord. Het helpt je daarnaast om tijd te besparen, omdat je niet alle opties telkens opnieuw hoeft te overwegen.

Docententip!

Er zijn bepaalde woorden die een foute antwoordoptie kunnen verraden. Denk bijvoorbeeld aan woorden die generaliserend van aard zijn, zoals ‘altijd’ of ‘nooit’, ‘iedereen’ of ‘niemand’. Er zijn niet veel contexten waarin deze woorden in alle gevallen juist zijn. Het maakt je antwoordopties sterker door meer genuanceerde woorden te gebruiken.

Tip 3. Vastgelopen? Ga naar de volgende vraag!

Als je digitale toets dit toelaat, sla dan gerust een vraag over als je er even niet uit komt. Het kan frustrerend zijn om vast te lopen en je daardoor je concentratie verliest. Wanneer je eerst de vragen beantwoordt die je wel zeker weet, kun je de overige tijd en energie steken in de uitdagingen.

Docententip!

Als je studenten door de hele toets kunnen navigeren, betekent dit dat ze uit verschillende vragen tegelijk informatie kunnen halen. Dit hoeft niet gelimiteerd te zijn aan de vragen; ook door antwoordopties te bekijken kan een student misschien genoeg informatie halen om net die ene vraag te kunnen beantwoorden. Het maakt de toets uiteindelijk betrouwbaarder. Het is daarom sterk aan te raden om de vragen naast elkaar te leggen en dit na te gaan.

Tip 4. Let op antwoorden die veel informatie bevatten.

Er wordt vaak gezegd dat het langste antwoord ook het juiste antwoord is. Dat komt omdat sommige antwoorden nou eenmaal meer uitleg nodig hebben en daarom meer informatie bevatten. Bij een examen wat goed is opgezet zal dit niet het geval zijn. Let er daarom op dat je niet in deze valkuil terecht komt. De kans groot is dat de docent ook van deze ‘truc’ af weet, zeker als ze dit artikel hebben gelezen!

Docententip!

In tip 2 las je dat je bepaalde woorden beter niet kunt gebruiken. Dit kan er voor zorgen dat je antwoorden wat langer uitvallen. Zoals hierboven is aangegeven weten studenten vaak dat langere antwoorden een grotere kans hebben om het juiste antwoord te zijn. Ze hoeven natuurlijk niet precies even lang te zijn, maar probeer een goede balans te vinden in informatie voor elk antwoord. Het valt op als er drie antwoorden met één regel tekst zijn, terwijl een ander antwoord vier regels bevat.


Elke organisatie maakt één of meerdere groeifasen door in haar bestaan en elke groeifase heeft haar eigen charmes, uitdagingen en valkuilen. Hoe uniek je bedrijf ook is, de groeifasen en bijbehorende kenmerken zijn herkenbaar binnen elke organisatie die ze doorloopt. Echter, lang niet elke organisatie doorloopt elke groeifase. Zo zijn er miljoenen mensen die een bedrijf opstarten, maar enkel een procent of 5 hiervan groeit na de eerste opstartfase door naar een jaarlijkse omzet van 10 miljoen of meer.

Een research team van de Erasmus Universiteit in Rotterdam onderzoekt jaarlijks hoe het gesteld is met het aantal snelgroeiende bedrijven in ons land. (Hieronder verstaan zij bedrijven met tenminste 10 fulltime medewerkers -of 10 FTE- die over een meetperiode van 3 jaar ten minste 20 procent per jaar groeien in werknemers en/of omzet.)

In hun ‘ScaleUp dashboard 2020’ concluderen ze onder andere dat de groei van het aantal snelgroeiende bedrijven in ons land tot stilstand is gekomen. En dit al vóór het uitbreken van de Corona crisis.

Snelgroeiende bedrijven spelen een cruciale rol in het Nederlandse klimaat en dragen bij aan economische groei, werkgelegenheid en innovatie. Het is dan ook zorgwekkend te noemen dat deze bedrijven stoppen met groeien. Hoe kun je er dan voor zorgen dat je bedrijf wél een ScaleUp wordt?

Groeifasen model van Larry Greiner

Om de groeifasen binnen een organisatie weer te geven, wordt vaak het groeifasenmodel van Greiner gebruikt. Het doel voor een groeibedrijf is te komen bij de 5e stap, de ‘Standaardisatiefase’, welke de optimale fase is voor groei. De 5 fasen in het groeimodel zijn:

Groeifase 1: Pioniersfase

Een nieuwe organisatie start in de pioniersfase. De ondernemer is in deze fase meewerkend voorman of -vrouw. Er is weinig geformaliseerd. Het bedrijf bruist van creativiteit en energie. Het team is vooral bezig met ontwikkeling van (het) product(en) en het in de markt zetten hiervan. In deze fase zullen er tot ongeveer 8 medewerkers werkzaam zijn in het bedrijf.

Groeifase 2: Organisatiefase

Er ontstaat op een gegeven moment meer behoefte aan (management)processen. De rol van de ondernemer verandert meer in die van ‘manager’, hoewel hij of zij hierbij vaak worstelt met de verschillende petten, rollen en aandachtsgebieden. Voor veel ondernemers is dit een lastige fase. Ze willen vaak liever goede creatieve ideeën realiseren en kunnen moeite hebben met omkaderde processen. In deze fase zullen er tot ongeveer 25 medewerkers werkzaam zijn in het bedrijf.

Groeifase 3: Managementfase

Er worden meer professionals aangenomen op de specifieke functionele deelgebieden. Dit blijft in deze fase vaak tijd kosten van de ondernemer. De groei vraagt om flinke financiële middelen, nieuwe mensen kosten veel marge en creëren complexiteit en afstemmingsproblemen. De bedrijfscultuur kan onder druk komen te staan, wat zeker ook lastig kan zijn voor medewerkers die al langer in het bedrijf werkzaam zijn. In deze fase zullen er tot ongeveer 50 medewerkers zijn in het bedrijf.

4. Delegeerfase

Vanaf deze fase is er vaak een functionerend managementteam, waardoor de ondernemer meer tijd krijgt om zich op andere zaken te richten dan de operationele gang van zaken.
In deze fase zullen er tot ongeveer tot 150 medewerkers zijn in het bedrijf.

5. Standaardisatiefase

Dit is de optimale fase voor groei. Vanuit de verschillende management leden moet meer gecoördineerd en afgestemd worden. De kans is groot dat er meer bureaucratie ontstaat. De managers moeten steeds meer tot leiders worden ontwikkeld. Het enige doel in deze fase is om in flow te blijven.

Scaling Up

Hoe komt je dan in die optimale Standaardisatiefase?

Binnen Paragin zijn we fan van de Scaling Up methode van Verne Harnish. Verne Harnish is een Amerikaanse ondernemer en schrijver van onder andere het boek ‘Scaling Up’, waarin hij zijn groeiformule voor bedrijven omschrijft. Het geheim van duurzame groei zit ‘m volgens Harnish in een heldere strategie, gedisciplineerde executie, blije mensen en voldoende financiële middelen.

Ook bij Paragin herkennen we groeifasen uit het Greiner-model en de kenmerken die hier bij horen. We vinden het als groeiend bedrijf belangrijk om onze organisatie zo optimaal mogelijk te laten functioneren en daarbij te leren van de ervaringen van andere groeibedrijven. We vinden het ook belangrijk om -ondanks groei- onze bedrijfscultuur te behouden en we willen een prettige samenwerkingspartner zijn en blijven voor de gebruikers van onze software.

Een inkijkje in de Scaling Up methode

De methode richt zich op de vier onderdelen ‘strategie’, ‘uitvoering’, ‘mensen’ en ‘cash’. Harnish vertelt in zijn boek, maar ook tijdens zijn lezingen over zijn methode met veel praktische en inspirerende voorbeelden. Je kunt hier zelf mee aan de slag aan de hand van het boek, maar je kunt hierbij natuurlijk ook gebruik maken van een coach voor deze methode.

Strategie

In dit thema wordt je aangezet om een aantal dingen duidelijk te verwoorden- en volgens de Scaling Up methode ook op papier te zetten- in een OPSP (One Page Strategic Plan), die de basis van je organisatie vormen. Zo is duidelijk en door iedere medewerker te benoemen wat de organisatie doet en wat het doel is waar naartoe gewerkt wordt.

Onderdelen uit het OPSP zijn bijvoorbeeld:

  • Kerncompetenties: waar is de organisatie enorm goed in. Dingen die je beter doet dan anderen.
  • Doel van je bestaan: Wat doe je als organisatie en vooral: waaróm doe je wat je doet.
  • Kernwaarden: wat zijn de kernwaarden die je organisatie kenmerken. Wat zijn de regels en grenzen die je bedrijfscultuur definiëren.
  • Beloften: wat zijn de dingen die je je klanten beloofd.
  • Je stip aan de horizon: wat is het doel waar je op lange termijn naartoe werkt. Het legendarisch doel dat je in een jaar 10 alleen kunt bereiken, wanneer alles je meezit en alle resources aanwezig zouden. Of je ‘De BHAG (‘Big, Hairy, Audacious Goal.’), zoals Harnish dat noemt.

Vervolgens wordt er een stappenplan gemaakt om de BHAG te bereiken. Waar moet je in investeren om je BHAG te behalen? En wat zijn dan de doelen die je moet behalen en de prioriteiten die je moet stellen over 3 jaar en het komende jaar?

Uitvoering

Wanneer duidelijk is vastgesteld wat je doet en wat je wilt bereiken als organisatie, is het tijd om te kijken hoé dit dan moet. Harnish beschrijft in zijn boek het belang van een strak en regelmatig overleg ritme, het kunnen meten van prestaties op verschillende niveau’s (en daar naar handelen) en het plannen van je jaardoelen en prioriteiten per kwartaal. Hierbij wordt de Rockefeller Habits Checklist gebruikt. Een lijst van 10 routines, waarmee je de regelmaat in je uitvoering kunt afdwingen.

Cash

Om te kunnen groeien zijn financiële middelen nodig, het liefst gegenereerd door de eigen organisatie. Het boek besteed aandacht aan het zicht hebben op en het verbeteren van je cashflow, en het hebben van goed begrip van geldstromen binnen de organisatie

Mensen

Om je bedrijf duurzaam te laten groeien zijn er geweldige mensen nodig. Niet alleen medewerkers, denk ook aan klanten, leveranciers, partners, adviseurs en ondersteuning van de thuisbasis. Harnish besteed aandacht aan rollen en verantwoordelijkheien binnen het leiderschapsteam en het vinden, aannemen en prettig samenwerken met A-spelers: mensen die passen (en betrokken zijn bij) je bedrijfscultuur en strategie.