Heb je Paraginner Sylvia gehoord op Qmusic? Ze deed mee aan het item ‘Het slimste bedrijf van Nederland‘.

Benieuwd hoe goed ze gespeeld heeft namens Paragin? Je kunt het fragment hier terug luisteren.


In ons dagelijks leven maken we veel gebruik van ons gehoor bij het nemen van beslissingen en het inschatten van situaties. Toch zijn onze toetsen vaker gebaseerd op tekst. Een groot voordeel van digitaal toetsen, is het gebruik kunnen maken van geluidsfragmenten. Geluid is nu een onderdeel geworden van de toets. Waar moet je op letten wanneer je audio toevoegt aan het (digitale) examen?

Hoewel we steeds vaker audio en ook video gebruiken in onze leermaterialen, gebeurt het nog maar weinig in onze toetsen. Er zijn toetsen waarin audio altijd noodzakelijk is geweest, zoals examens in luistervaardigheid van taalopleidingen en bij muziek-examens. Het digitaal examineren heeft het gebruik van audio hier enorm verbeterd. Waar surveillanten voorheen met cd’s in de weer waren en iedereen tegelijk hetzelfde fragment kreeg te horen, is dat nu niet meer nodig. De kwaliteit van de audio is verbeterd, maar ook is het mogelijk geworden om de timing en controle over het beluisteren bij de examenkandidaat te leggen.

Nu audio zo binnen handbereik ligt, is het slim om te overwegen of het toevoegen van geluid aan jouw toetsen logisch is. Per slot van rekening gaat een groot deel van ons dagelijks leven over het verwerken van informatie die via geluid tot ons komt.

Wanneer je besluit om audio toe te voegen aan een toets, zijn er een aantal overwegingen waar je rekening mee houdt:

  1. Past het bij je toetscriterium?

Het toevoegen van audio heeft alleen zin wanneer het past bij de situatie die wordt getoetst. Het heeft dus geen zin om audio toe te voegen over handelingen die normaal gesproken alleen over tekst gaan.

Zo kun je denken aan vragen in juridische opleidingen, waarbij kandidaten naar een pleidooi of getuigenis luisteren waarna ze over deze zaak een aantal vragen beantwoorden. Geluid toevoegen aan een examen over kennis over wetgeving is dan weer minder geschikt.

Het toetscriterium bepaalt ook hoe lang het fragment mag zijn. Meestal geldt: hoe korter, hoe beter. Dat komt omdat geluid (meer dan tekst) een zwaardere belasting heeft op ons werkgeheugen. Wanneer het gaat over een inhoudelijke kwestie dan is een geluidsfragment van maximaal 30 seconden gebruikelijk. Wanneer luistervaardigheid centraal staat, mag een fragment wel meerdere minuten duren.

  1. Het perspectief van de kandidaat

Het moet voor de kandidaat direct duidelijk zijn vanuit welk perspectief hij naar het fragment gaat luisteren. Als wie moet hij de situatie beoordelen? Meestal kun je dit beschrijven in de tekst die voorafgaat aan het fragment.

  1. Hoe vaak mag het beluisterd worden?

Denk na over hoe vaak de kandidaat het fragment mag beluisteren. Je neemt daarbij de praktijk in gedachten, maar wees dan ook realistisch. In de praktijk kun je een klant aan de telefoon natuurlijk niet terugspoelen. Maar de examensetting is in alle opzichten anders dan de praktijk. Je kunt in de praktijk een klant wel vragen om nog iets te herhalen. Daarom is het fijn om de kandidaat in ieder geval de mogelijkheid te geven om nog één keer extra te kunnen luisteren, zodat hij minimaal de gelegenheid heeft om te wennen aan de stemmen in het fragment en eventueel het geluid harder of zachter te zetten.

  1. Realistische situaties

Het kan soms grappig zijn om geluidsfragmenten te maken voor een examen. Daarom hoor je in de praktijk nog steeds fragmenten die overdreven geacteerd zijn. Dat is heel storend voor de kandidaat. Probeer zo realistisch mogelijk te zijn. Niet te overdreven situaties, maar wel duidelijk.

  1. Voorkom afleiding

Er zijn veel zaken die een examenkandidaat kunnen afleiden. Hoewel achtergrondgeluid heel realistisch is, is dat niet aan te bevelen in fragmenten die gebruikt worden voor een examen. Ook moeten de stemmen goed te onderscheiden zijn. Dus één mannelijke en één vrouwelijke stem geeft dan het beste resultaat. Let er ook op of de stemmen prettig zijn om naar te luisteren. Zorg ervoor dat er geen accenten hoorbaar zijn (tenzij dit past bij het toetscriterium).

 

Wanneer luisteren een belangrijke vaardigheid is in het vakgebied dat wordt getoetst, is het logisch om gebruik te maken van audiofragmenten in (digitale) toetsen. Zorg natuurlijk wel voor koptelefoons.

 

 


Portfolio’s worden steeds vaker ingezet bij het ontwikkelen en toetsen van competenties. De student verzamelt hierbij op een systematische wijze producten/bewijzen die passen bij competenties, leerdoelen of taakomschrijvingen die vooraf worden gegeven. Het werken met een (digitaal) portfolio kent veel voordelen. Deze voordelen zijn er vooral wanneer je een goede start maakt en hebt nagedacht over een aantal principes van het werken met een portfolio. 

Het werken met een (digitaal) portfolio kent veel voordelen:

  • Het portfolio helpt studenten bij het aantonen van groei en prestaties over een langere periode.
  • Het portfolio kan studenten motiveren en meer betrekken bij het eigen leerproces.
  • Door het werken met een portfolio leren studenten vaak hun eigen prestaties en producten te beoordelen.
  • Omdat docenten zich gedurende de lessen ook richten op de toekomstige opbrengsten voor het portfolio, verbetert het portfolio soms op indirecte wijze de inhoud van de lessen.
  • Docenten verbeteren door het begeleiden van het portfolio vaak de communicatie met studenten en/of ouders.

In de praktijk wordt een portfolio op talloze manieren ingezet. Om een goede start te kunnen maken met het portfolio adviseren we om vooraf stil te staan bij de volgende 5 vragen:

  1. Wat is het doel van het portfolio?

Portfolio’s kunnen meerdere doelen hebben. Wanneer dit doelen zijn die zich richten op de groei van studenten dan is er vaak minder instructie of uitleg nodig dan wanneer het bedoeld is om te meten of studenten de leerdoelen hebben behaald en hieraan een beslissing wordt verbonden zoals bijvoorbeeld zakken of slagen.

  1. Welk type bewijzen/documenten moeten in het portfolio worden geplaatst?

Er zijn verschillende typen mogelijk:

  • Het beste werk: de student plaatst over het leerdoel alleen zijn ‘beste werk’.
  • Representatief deel: de student plaatst over al zijn werk een representatief deel. Zoveel als nodig is om aan te tonen wat hij heeft gedaan.
  • Groei- en leerportfolio: hierin plaatst de student zijn volledige werk, zodat de docent zijn groei en voortgang kan monitoren.
  • Evaluatie: alleen de documenten worden verzameld waarmee de student bewijst aan de leerdoelen te voldoen.
  1. Wie mag het portfolio vullen?

Wie het portfolio vult, is vaak afhankelijk van het antwoord op de twee voorgaande vragen. In veel gevallen vult de student zijn eigen portfolio. Wanneer het portfolio wordt gebruikt voor een beslissend oordeel (summatieve beoordeling) kan het slim zijn om ook de docent documenten te laten selecteren. Dan is het belangrijk dat de beoordelaar op basis van de documenten een oordeel kan geven over de vaardigheden en kennis van de student. Docenten kunnen vaak beter overzien wat een beoordelaar hiervoor nodig heeft.

  1. Welke procedure ga je gebruiken om het portfolio te beoordelen of te evalueren?

Wanneer een portfolio wordt gebruikt voor een beoordeling, is het slim om hiervoor beoordelingscriteria te formuleren, bijvoorbeeld in de vorm van een rubric. Daarnaast is het fijn om vooraf te bepalen hoe vaak en wanneer je het portfolio gaat evalueren.

  1. Hoe kun je de student zoveel mogelijk betrekken in het proces?

Werken met een portfolio heeft als voordeel dat het studenten enorm betrekt bij hun leerproces en beoordelingen. Het is fijn om dit voordeel te gebruiken en te vergroten. Dit kun je doen door regelmatig een student-begeleider-bijeenkomsten in te plannen, waarbij de inhoud van het portfolio wordt besproken en eventuele beoordelingen (die van de begeleider en zelfbeoordelingen) te vergelijken.

 

Een portfolio past heel goed in de huidige visie op onderwijs, waarin studenten betrokken zijn bij hun leerproces en het leren vaak individueler en meer op maat plaatsvindt. Door vooraf stil te staan bij het doel en de invulling van het portfolio kan effect worden vergroot.

Op donderdag 31 oktober verzorgt Paragin een training over de principes van het e-portfolio. Daarin staan we stil bij de vragen uit dit artikel en ontdek je welke mogelijkheden passend zijn bij jouw situatie. Meld je hier aan voor dit event.

 

Bron:  Reynolds, C. R., Livingston, R. B., Willson, V. L., & Willson, V. (2010). Measurement and assessment in education. Upper Saddle River: Pearson Education International.