Verantwoord multimedia gebruiken in e-learning

De tekst is af, de opdracht is duidelijk beschreven, nog even een leuk plaatje erbij, misschien nog een

De tekst is af, de opdracht is duidelijk beschreven, nog even een leuk plaatje erbij, misschien nog een filmpje en klaar! We doet het heel vaak. We kleden ons lesmateriaal mooi aan. En nu het digitaal wordt aangeboden, dan maken we daar graag gebruik van. Toch is het belangrijk om daar vooraf goed over na te denken. Wees zorgvuldig met het inzetten van multimedia voor leermaterialen. Het kan ook enorm in de weg staan.

De laatste jaren is er een flinke hoeveelheid onderzoek geweest over leren met multimedia. Gebaseerd op de resultaten zijn er verschillende aanbevelingen gekomen over hoe tekst, afbeeldingen en andere multimedia gepresenteerd moeten worden om het leren te stimuleren.

Vooral de Cognitive Theory of Multimedia Learning (CTML) van Mayer en zijn collega’s is de meest bekende theorie over de inzet van multimedia.

De principes van Mayer bouwen voort op eerdere theorieën over het opslaan van informatie in ons geheugen.

Gebaseerd op een aantal basisprincipes werkte Mayer 7 ontwerpprincipes uit, waarin hij adviezen geeft over het toepassen van multimedia in onderwijsmateriaal. Met het volgen van deze principes zou het leren met behulp van multimedia maximaal ondersteund worden.

  1. Het multimedia principe

Dit principe houdt in dat studenten beter kennis verwerken, wanneer tekst verrijkt wordt met beelden.

Dus vooral multimedia inzetten waar dat kan.

  1. Het ‘spatial contiguity principe’

De beschikbare afbeeldingen moeten zo dicht mogelijk bij de bijbehorende tekst staan. Zodat de tekst en de afbeelding geïntegreerd opgenomen kan worden.

Dat betekent dat we de tekst en bijbehorende multimedia dicht bij elkaar moeten plaatsen. In de praktijk zie je dat informatie soms verdeeld over verschillende pagina’s.  Dan lezen we eerst de tekst en zien we een pagina later de bijbehorende afbeelding. Dat is niet effectief. Plaats het zoveel mogelijk op één pagina. Denk na over wat bij elkaar hoort en in één keer opgenomen moet worden.

  1. Het ‘temporal contiguity principe’

Het leren wordt effectiever wanneer de tekst en bijbehorende multimedia simultaan wordt aangeboden. Dat betekent dat de student kijkt naar de afbeelding en tegelijkertijd de bijbehorende audio moet horen. Hierbij gaat het vooral om de combinatie van visuele en auditieve informatie. In een filmpje gebeurt dat automatisch. Wanneer een student moet luisteren naar een audio-fragment, dan is het belangrijk om eraan te denken de bijbehorende afbeelding(en) op hetzelfde moment te tonen.

  1. Het modaliteitsprincipe

Dit principe stelt dat audio effectiever is dan tekst. Dat betekent dat je lange teksten wellicht beter ingesproken kunt aanbieden als audio fragment. Dit principe is gebaseerd op de werking van het werkgeheugen. Informatie komt binnen via het sensorisch geheugen en gaat vervolgens naar het werkgeheugen. Hier wordt de binnengekomen informatie verwerkt om daarna opgeslagen te worden in het lange termijn geheugen. De verwerking in het werkgeheugen gebeurt met behulp van twee kanalen. De fonologische lus die de auditieve informatie verwerkt en het visio-spatieel kladblok die de teksten en beelden verwerkt.

Het probleem met het werkgeheugen is dat het maar beperkte capaciteit aankan. Bied je teveel informatie aan, dan wordt er maar een kleine selectie verwerkt door het werkgeheugen en opgeslagen. De rest is dan verloren gegaan. Er is voor het werkgeheugen al vrij snel sprake van overbelasting. Daarom wil je de twee kanalen ten volste benutten. Wanneer je tekst en afbeeldingen aanbiedt, vindt de verwerking alleen plaats via het visio-spatieel kladblok. Wanneer je in plaats daarvan de tekst vervangt door audio, belast je beide kanalen. En maak je efficiënter gebruik van de capaciteit van het werkgeheugen.

Er is veel onderzoek gedaan naar het modaliteitsprincipe. Het effect kan teniet worden gedaan door details. Bijvoorbeeld het stemgeluid en het niet opnieuw kunnen beluisteren van de audio kunnen juist een negatief effect geven. Het is dus vooral belangrijk om het in te zetten wanneer dat logisch lijkt.

  1. Het coherentieprincipe

Leermaterialen zijn optimaler wanneer er geen overbodige informatie aan is toegevoegd. Je moet dan denken aan het leuke achtergrondgeluidje in een video of de opmaak van de e-learning omgeving. Alle informatie die afleidt van de daadwerkelijke lesstof, veroorzaakt onnodige belasting van het werkgeheugen en moet je dus zoveel mogelijk voorkomen. Dat betekent dat je dus toch niet die grappige smiley ertussen plakt. Volgens het coherentieprincipe is een saaie opmaak, juist een hele ondersteunde opmaak.

  1. Het redundantieprincipe

Volgens dit principe is het niet wenselijk om dezelfde informatie tegelijkertijd twee keer te presenteren. Je moet hierbij denken aan bijvoorbeeld de filmpjes waarin je de gesproken tekst ook onderin het scherm mee kunt lezen. Onderzoek van Mayer toonde aan dat het effectiever is om dit niet te doen. Studenten kunnen niet goed focussen wanneer er op zoveel manieren informatie binnenkomt via het sensorisch geheugen. Je kunt dus niet echt goed luisteren, wanneer je ook geneigd bent om te lezen en tegelijk ook naar het beeld moet kijken. Dat gaat ten koste van één van de aangeboden informatiebronnen. Dat betekent dat je de overbodige informatie (de tekst die gelezen kan worden) achterwege laat.

  1. Het principe van individuele verschillen

Het effect van de hierboven beschreven principes verschilt per student. Onderzoek laat zien dat deze principes een grotere impact hebben op studenten met veel ruimtelijk inzicht en weinig voorkennis.

Bron: Mayer, R., & Mayer, R. E. (Eds.). (2005). The Cambridge handbook of multimedia learning. Cambridge university press.

 

De werking van onze hersenen heeft een groot effect op studieresultaten. Vind je dit interessant en wil je hier meer over weten? Kom dan naar ons Paragin Event op 27 februari ‘leerprincipes van het brein.’