De spanning van het lesgeven

“Wat als iemand een vraag stelt en ik weet het antwoord niet?” Deze vraag levert misschien wel de

“Wat als iemand een vraag stelt en ik weet het antwoord niet?” Deze vraag levert misschien wel de meeste spanning op onder nieuwe leerkrachten. Jij bent de leraar. Wat als je daar nu staat, alle ogen op je gericht zijn, iemand stelt een terechte en nuttige vraag en je weet het antwoord niet. Je zou niet de eerste zijn die op de bluf een antwoord geeft of een wollig verhaal vertelt in de hoop dat dit wordt geaccepteerd als antwoord. Natuurlijk is dat niet wat je wilt, maar een betere oplossing is er niet voor handen.

Wanneer je leraren vraagt waarom ze ooit hebben gekozen voor dit beroep, hoor je meestal: “Omdat ik het fijn vind om mensen iets te leren.” Het is een prachtige gedachte. Je bereidt een les voor met behulp van literatuur, kiest een mooie instructiemethode (zo gaan we het aanpakken) en dan komen de leerlingen bij elkaar, leg je het uit, je helpt hier en daar en klaar! Dat wat geleerd moest worden is geleerd. Toch werkt het in de praktijk maar zelden zo. Dat heeft te maken met het feit dat je als leraar nooit volledige controle hebt over wat je leerlingen doen met jouw leeractiviteiten. Het belangrijkste onderdeel van leren ligt nu eenmaal niet bij de leraar, maar bij de leerling.

Het risico van het onderwijs

Toch streven we als leraren vaak naar de perfecte scores. Als je een toets afneemt, kijk je direct naar het slagingspercentage. Hoe de klas het heeft gedaan, geeft zicht op hoe je het als leraar hebt gedaan. Maar dat is natuurlijk niet zo. Wat je ook doet als leraar om resultaten te bereiken bij leerlingen, je zult nooit de perfecte score halen.

De spanning van het lesgeven ontstaat omdat politici, beleidsmakers, inspecteurs en andere controlerende instanties wel streven naar die perfecte score. Dat proberen ze door alle risico van het onderwijs te verbannen. Er wordt gecontroleerd op bijvoorbeeld het opleidingsrendement. Hoeveel van jouw leerlingen verlaten gediplomeerd de school binnen een afzienbare tijd? Volgens Gert Biesta is dit waanzin.

Gert Biesta schrijft dat het risico van onderwijs niet ligt bij leraren die onvoldoende opgeleid zijn, of bij onderwijs dat onvoldoende gebaseerd is op wetenschap. En ook niet dat de leerlingen niet hard genoeg werken of onvoldoende gemotiveerd zijn. Het risico van het onderwijs bestaat, volgens Biesta, omdat:

  • het niet gaat om het vullen van een emmer, maar om het aansteken van een vuur;
  • onderwijs geen interactie is tussen robots, maar een ontmoeting tussen mensen;
  • leerlingen geen objecten zijn die moeten worden getraind en gedisciplineerd, maar handelende en verantwoordelijke subjecten.

De leraar volgens Biesta

Biesta stelt dat het lesgeven is als het geven van een cadeau, dat je als leraar zelf niet bezit. Het cadeau ontstaat door als leraar iets nieuws toe te voegen aan de onderwijssituatie, iets wat daar nog niet eerder aanwezig was.

Onderwijs is volgens Biesta een moeilijk proces. Als leraar moet je je volgens hem niet beperken tot alleen het domein van kwalificatie, maar je ook bezighouden met wereldvraagstukken, de leerling als individu en lid van de gemeenschap. Dat gaat veel verder dan de schoolboeken en het eindexamen.

Zo kunnen er met regelmaat terechte vragen opdoemen in de klas. Vragen die je als leraar niet altijd kunt beantwoorden. Biesta geeft aan dat er ruimte gegeven moet worden aan deze vragen. Samen zoeken naar de juiste vraag, naar het antwoord erop en zo nieuwe vragen ontdekken. Zo veranderen leerlingen in, zoals Biesta noemt, volwassen subjecten.

 

Bron: Biesta, G. J. J. (2015). Het prachtige risico van onderwijs. Phronese.