Je weet misschien al dat onze software in verschillende talen beschikbaar is, waaronder ook het Engels. Juist deze taal is in het hoger onderwijs de afgelopen jaren een groot discussiepunt. Voor internationale studenten is het aantrekkelijk om onderwijs in het Engels te krijgen, maar dit geldt niet altijd voor Nederlandse studenten.
In het jaarlijkse rapport “De Staat van Onderwijs” wordt ingegaan op ontwikkelingen rondom de verengelsing. Er zijn verschillende bevindingen voor het mbo, hbo en wo, waarvan enkele voor alle soorten onderwijs gelden.
Zo wordt beschreven dat Engels bij alle studielagen steeds meer als standaardtaal wordt ingezet. Vooral bij wo-masters is het percentage hoog: 78% van die opleidingen is geheel Engelstalig. Dit is niet alleen omdat die opleidingen internationale studenten aan willen trekken, maar ook internationaal personeel. Ondanks de coronacrisis is de internationale instroom op universiteiten dit jaar zo’n 30%, ten opzichte van zo’n 25% in 2017. De inspectie kan niet met zekerheid zeggen of de toename in Engelstalige opleidingen de oorzaak of het gevolg is van de internationale toestroom.
Een statistiek die daar in contrast mee is, is dat de Inspectie merkt dat de Engelse taal in veel gevallen niet goed wordt beheerst. 31% van de Nederlandse studenten die aanvullend onderwijs hebben gevolgd, deden dit omdat zij niet met het niveau van Engels mee konden komen. Daarbij geven studenten aan dat zij docenten soms moeilijk verstaan, bijvoorbeeld omdat een docent zich in het Engels minder goed kan uitdrukken.
Wanneer een opleiding Engels als instructietaal hanteert, kan dit sommige studenten ervan weerhouden om voor die opleiding te kiezen. Vooral studenten die van het mbo en havo komen geven dit aan. De onderwijsinspectie benadrukt dat het gebruik van Engels als instructietaal hiermee een (onbedoeld) selectiemiddel dreigt te worden.
Internationale aanpak
In sommige andere Europese landen gaat men heel anders om met de verengelsing. Afgelopen oktober waren vertegenwoordigers van universiteiten uit Estland en Letland in Maastricht. Daar werd gesproken over de aanpak van Engelstalig onderwijs en hoe het zich verhoudt tot de eigen, nationale taal.
In beide landen heeft de staat een sterke invloed op de voertaal. De Letse overheid legt de universiteiten strakke regels op. Er is daar wel een constant debat over welke partij over die regels moet gaan, want sommige universiteiten hebben er moeite mee dat de overheid hen zulke regels op legt. Zij zien zichzelf als internationale speler die veel te bieden heeft aan internationale studenten. De overheid waakt daarbij sterk op het behoud van de taal, want dat wordt in het land gezien als een belangrijk onderdeel van de cultuur.
Estland heeft soortgelijke regels. In dat land werd ingesteld dat internationale studenten ook Ests taalonderwijs moesten krijgen, zodat de voertaal een gegarandeerde plek krijgt bij opleidingen die in het Engels worden aangeboden. Dit is uiteindelijk verbonden aan de financiering, waardoor universiteiten die dit niet doen mogelijk geld tekort zouden komen. De universiteiten lossen dit op door Engelse cursussen te geven over de Estse taal en cultuur. Er is daarmee een duidelijke scheiding tussen wat de regering wil en wat de universiteiten willen.
In Estland en Letland wordt meer gesproken over de taal als onderdeel van de cultuur, terwijl in Nederland de economische kant meer de toon lijkt te voeren. In een interview stelt een docent dat het hier meer gaat om rankings, waardoor universiteiten meer als “bedrijven worden gerund”. Er komt meer geld binnen als de universiteiten buitenlandse studenten aantrekken. Hij vind daarom dat de politiek moet ingrijpen. Moeten we misschien toch kijken naar de regels in Estland en Letland?
Bron: https://www.onderwijsinspectie.nl/documenten/rapporten/2022/04/13/de-staat-van-het-onderwijs-2022