Leidt een strenge beoordeling tot betere resultaten?

Op basis van verschillende nationale en internationale onderzoeken naar het verschil tussen schoolexamens (SE) en centrale examens (CE),

Op basis van verschillende nationale en internationale onderzoeken naar het verschil tussen schoolexamens (SE) en centrale examens (CE), heeft men de conclusie getrokken dat het hanteren van een strenge beoordelingsnorm uiteindelijk leidt tot betere resultaten. Maar klopt dit eigenlijk wel?

Een rapport uit 2006 had als conclusie dat de intrinsieke waarde van middelbare schooldiploma’s in de voorgaande jaren was gedaald. Daarbij werd gesteld dat scholen met een laag gemiddelde op het centrale examen vaak een groter verschil hadden met de resultaten op de schoolexamens. Makkelijke schoolexamens zouden hier de verklaring voor zijn, omdat die scholen zo hoopten het gemiddelde op te krikken. Dit kreeg vervolgens aandacht in de media, waardoor de onderwijsinspectie het oppakte. Het gevolg: scholen die meerdere jaren een te groot verschil tussen het CE en SE hadden, kregen een lage beoordeling van de inspectie.

Ook in recenter onderzoek is dezelfde conclusie terug te vinden. Onderzoekers van de American University bekeken de wiskundecijfers van leerlingen over een periode van tien jaar. Daarbij maakten ze onderscheid tussen leerlingen van ‘strenge’ docenten die hoge beoordelingsnormen hanteerden en leerlingen van ‘coulante’ docenten die lagere normen hanteerden.

Het onderscheid tussen streng en coulant wordt in dit onderzoek gebaseerd op het verschil tussen schoolresultaten en eindexamenresultaten. De onderzoekers concludeerden uiteindelijk dat leerlingen van strenge docenten beter scoorden op de centrale examens, omdat de hoge normen voor meer kennisoverdracht hadden gezorgd. Dit wordt verklaard door de cijfers van leerlingen in verdere schooljaren opnieuw te vergelijken.

Onjuiste conclusies?

In een artikel over dit onderwerp wordt aangekaart waarom een probleem schuilt achter beide conclusies. Als eerste houden de twee bovenstaande rapporten geen rekening met de opbouw van schoolexamens. Deze zijn niet alleen opgebouwd uit verschillende cijfers, maar ook uit verschillende vormen van toetsing die per school sterk kunnen verschillen. Het komt daarom relatief weinig voor dat een schoolexamen extreem hoog of laag is. De centrale examens zijn juist momentopnames, waardoor uitschieters minder ongewoon zijn.

De uitgebreide toelichting in het artikel kan samenvat worden tot het volgende: het verschil tussen het SE en CE is te verklaren doordat er geen perfecte correlatie tussen de twee bestaat. Er zal altijd een verschil zijn tussen school- en centrale examens, waardoor we ook niet moeten verwachten dat ze altijd bij elkaar in de buurt zitten.

Wat kunnen we dan wel meenemen?

Het constante vergelijken van het SE en CE blijkt onnodig te zijn geweest en dat heeft soms negatief uitgepakt. In datzelfde artikel wordt gesteld dat we juist best trots mogen zijn op de resultaten van de schoolexamens. Onderwijsinstellingen en docenten mogen echt wel uitgaan van hun eigen kunnen, zeggen de schrijvers. Elke school kan doorgaan met de onderwijsvisie die zij hanteren, zonder dat ze daar met een onjuiste vergelijking op worden benadeeld.