Hink-stap-sprong naar een leerdoel

Goed onderwijs en mooie toetsen beginnen bij het opstellen van leerdoelen, maar dat kan nog best lastig zijn.

Goed onderwijs en mooie toetsen beginnen bij het opstellen van leerdoelen, maar dat kan nog best lastig zijn. Want hoe zorg je dat je leerdoel concreet genoeg is en de inhoud dekt? De volgende hink-stap-sprong helpt je hierbij.

1.    Hink: Maak een taakanalyse

Wanneer je vooraf een taakanalyse maakt, zorg je ervoor dat alle inhoud in je leerdoelen opgenomen wordt. Een taakanalyse bestaat uit een analyse van de onderwerpen die aan bod moeten komen (onderwerpanalyse), een analyse van de procedures die de lerende moet uitvoeren (procedurele analyse) en eventueel een analyse van een realistische situatie. De inhoud kun je classificeren in kenniscomponenten (feiten, concepten, principes en regels), procedures, interpersoonlijke vaardigheden en attitudes.

Eerst maak je een onderwerpanalyse, waarin je een deel van de inhoud in plaatst, namelijk de kenniscomponenten. Maak voor jezelf eerst een lijst met alle onderwerpen. Daarna beschrijf je hoe deze aan elkaar gerelateerd zijn. Op deze manier komen de feiten, concepten, principes en regels tevoorschijn. Een voorbeeld om te laten zien hoe dit er uit kan zien:

Onderwerpanalyse

  1. Potloden (onderwerp)
    • Potloden zijn er in verschillende kleuren (feit)
    • Soorten potloden zijn pastelpotloden, grafietpotloden, aquarelpotloden (concept)
    • Als je met potlood hebt getekend, kun je het met gum weer uitgummen (principe/regel)
  2. Papier (onderwerp)
    • Papieren zijn er in verschillende soorten (feit)
    • Soorten papieren zijn pastelpapier, aquarelpapier (concept)
  3. Gum (onderwerp)
    • Met een gum kan je uitgummen wat met potlood getekend is (feit)
    • Iedere keer wanneer je gumt, gum je een deel van de papierstructuur weg (principe/regel)
  4. Schets (onderwerp)
    • Een schets is een eerste opzet van een tekening (feit)

Vervolgens maak je een procedurele analyse, waar je de procedures in plaatst die de lerende moet uitvoeren. Procedures kan een lerende uitvoeren met de kennis die hij heeft, dus daarom moeten ook de kenniscomponenten hierin terug komen.

Schrijf voor de procedures die de lerende moet uitvoeren, precies op wat hij in elke stap moet doen. Daarnaast beschrijf je welke kenniscomponenten hij moet bezitten.

Procedurele analyse: De lerende maakt een tekening met pastelpotloden

Stap 1. Pak de pastelpotloden
Weten welke potloden pastelpotloden zijn (concept)

Stap 2. Kies de juiste papiersoort
Weten welke papiersoort geschikt is voor pastelpotloden (concept)

Stap 3. Teken met de potloden een schets op het papier
Weten wat een schets is (feit)

Kenniscomponenten en procedures behoren tot redelijk concrete inhoud. Je kunt deze inhoud makkelijk in kaart brengen en meetbaar maken. Doordat het makkelijk meetbaar is, kun je observeren of de lerende de inhoud beheerst. Interpersoonlijke vaardigheden en attitudes zijn daarentegen abstracter. Het is lastiger te bepalen welke vaardigheden en houdingen de lerende moet beheersen om te kunnen interacteren met de andere persoon. Stel dat je een lerende wilt leren hoe hij een interview uitvoert, een adviesgesprek voert of een klant te woord staat aan de telefoon. Hoe moet de lerende communiceren met de andere persoon, welk non-verbaal gedrag moet hij daarbij vertonen en welke houdingen moet hij daarvoor bezitten? Daarnaast is het ook moeilijker om deze inhoud te meten, omdat het minder goed te observeren is.

Om de benodigde interpersoonlijke vaardigheden en attitudes te achterhalen die nodig zijn, is het aan te raden om een expert de situatie uit te laten voeren op een succesvolle én een niet succesvolle manier. Vraag de expert tijdens de situatie en na de situatie welke interpersoonlijke vaardigheden en attitudes ervoor zorgen dat de situatie succesvol of niet succesvol was. Op deze manier krijg je een duidelijk beeld van de interpersoonlijke vaardigheden en attitudes die de lerende moet beheersen.

2.    Stap: Bepaal het domein

Leerdoelen kun je onderverdelen in drie domeinen, namelijk het cognitieve, psychomotorische en affectieve domein. Feiten, concepten, principes en regels, procedures, interpersoonlijke vaardigheden en attitudes kunnen allemaal onderverdeeld worden in een domein. Voor ieder domein bestaan bijpassende taxonomieën. Een taxonomie geeft niveaus of classificaties aan, die je helpen bij het opstellen van je leerdoel. Het zet je aan het denken over welk gedrag je graag wilt zien bij de lerende.

Het cognitieve domein

Het cognitieve domein is gericht op kennis en wat de lerende met het hoofd doet. De feiten, concepten en principes/regels kun je allemaal dekken in het cognitieve domein. Wanneer je de kenniscomponenten wilt plaatsen in een leerdoel, kun je gebruikmaken van de Taxonomie van Bloom, die onderscheid maakt in niveaus: kennen, begrijpen, toepassen, analyseren, synthetiseren en evalueren. Stel, je wilt dat een lerende begrijpt dat ‘wanneer je iets met potlood hebt getekend, je het met gum weer uit kunt gummen’. Dan kun je ervoor kiezen om je leerdoel te plaatsen op het niveau begrijpen, zodat de lerende moet uitleggen wat er gebeurt als je met gum over een potloodstreep heen gaat. Als je wilt dat de lerende dit principe toepast, kun je ervoor kiezen om de lerende een potloodstreep uit te laten gummen en het effect ervan zelf te laten ervaren.

Het psychomotorisch domein

Het psychomotorisch domein bevat procedures en vaardigheden die een lichamelijke beweging vereisen. Een taxonomie die je hiervoor kunt gebruiken is die van Kibler. Deze taxonomie groepeert soorten lichaamsbewegingen: grote lichaamsbewegingen, fijne lichaamsbewegingen, non-verbale communicatie en spraak. Denk bijvoorbeeld aan de procedure voor het maken van een tekening. Dit is een fijne beweging met de handen en vingers. Of jezelf voorstellen aan een klant aan de telefoon. Dit is een interpersoonlijke vaardigheid op het niveau van spraak.

Het affectieve domein

Het affectieve domein bevat attitudes en emoties. Een geschikte taxonomie voor het opstellen van leerdoelen in het affectieve domein is de taxonomie van Krathwohl, Bloom en Masia. De niveaus lopen op van simpel bewustzijn van een houding, tot het bewustzijn dat je een houding echt eigen hebt gemaakt.

De domeinen zijn verbonden aan elkaar. Als de lerende een procedure uitvoert (het psychomotorisch domein), dan zal hij daarvoor onderliggende kennis moeten hebben (het cognitieve domein). Het is slim om daarom te bepalen op welk niveau je kennis wilt aanleren, zodat de lerende de kennis kan gebruiken in een procedure.

3.    Sprong: Schrijven van het leerdoel

Wanneer je werkt vanuit een domein dat voorschrijft op welke niveaus je leerdoelen kunt opstellen, kun je beginnen met schrijven van het leerdoel.

Nu je met zorgvuldigheid je leerdoel gaat beschrijven, kun je je leerdoel nog concreter maken door een prestatieniveau toe te voegen en voorwaarden te bepalen. Door deze twee elementen aan je leerdoel toe te voegen, weet de lerende precies waar hij aan toe is en kan een leerdoel beter gemeten worden.

Bijvoorbeeld: ‘De lerende benoemt de niveaus van de taxonomie van Bloom precies in de juiste volgorde.’ Het deel ‘precies in de juiste volgorde’ geeft het prestatieniveau aan. Wanneer de lerende twee niveaus mag omdraaien, zou het leerdoel als volgt geformuleerd kunnen worden: ‘De lerende benoemt de niveaus van de taxonomie van Bloom in de juiste volgorde en mag daarbij twee fouten maken.’

Door het toevoegen van ‘binnen één minuut’ weet de lerende onder welke voorwaarde hij moet kunnen aantonen dat hij aan dit leerdoel voldoet: ‘De lerende benoemt de niveaus van de taxonomie van Bloom precies in de juiste volgorde, binnen één minuut.’ Ook voorwaarden als ‘op X locatie’, ‘met behulp van materiaal X’ of ‘in teamverband’ kunnen opgenomen worden in het leerdoel.

Cognitieve leerdoelen

Het ene cognitieve leerdoel is makkelijker te meten dan het andere. Een leerdoel dat zichtbaar gemaakt kan worden door de lerende, is dan ook meestal gedragsmatig. Een voorbeeld hiervan is de uitwerking van het leerdoel op het niveau begrijpen uit het cognitieve domein: ‘De lerende kan uitleggen wat er gebeurt met de structuur van papier wanneer je meerdere keren potloodstrepen uitgumt’.

Gedragsmatig

Bij gedragsmatige leerdoelen kijk je letterlijk naar het gedrag dat een lerende moet laten zien, om aan te tonen dat hij de kennis beheerst. Het is belangrijk om het leerdoel te beginnen met een werkwoord. Morrison, Ross, Kalman en Kemp hebben op basis van de taxonomie van Bloom voor ieder niveau passende werkwoorden opgesteld. Bij het niveau Kennis passen werkwoorden als definiëren en benoemen en bij Analyse passen werkwoorden als bereken en vergelijken. Als je dus in de vorige stap het juiste niveau in de taxonomie hebt gekozen, kun je nu gericht een passend werkwoord kiezen.

Na het werkwoord moet het leerdoel vervolgd worden met het onderwerp of de inhoud waar het leerdoel over gaat (bijvoorbeeld: ‘Benoem zeven onderdelen van een fiets’).

Cognitief

Cognitieve leerdoelen die niet direct zichtbaar gemaakt kunnen worden door de lerende, zijn cognitief. Bijvoorbeeld: ‘de lerende begrijpt de werking van een motor’. Hoe kun je nou zien of de lerende dit leerdoel beheerst?

Veel gebruikte werkwoorden die ingezet worden bij een cognitief leerdoel zijn selecteren, begrijpen, interpreteren en evalueren. Wanneer je deze werkwoorden gebruikt in een leerdoel, wordt het leerdoel niet heel concreet. Om voor de lerende toch duidelijk te maken wat je wilt dat hij aantoont, kun je extra informatie opnemen bij het leerdoel. Deze extra informatie kunnen bijvoorbeeld gedragingen zijn die de lerende noodzakelijk moet volgen om aan het leerdoel te voldoen. Bijvoorbeeld:

  • Leerdoel: De lerende evalueert de werking van een fiets
  • Gedraging 1: Controleren of de ketting niet aanloopt (handeling)
  • Gedraging 2: Controleren of de trappers soepel ronddraaien (handeling)

Probeer leerdoelen zoveel mogelijk te schrijven met de focus op de uitkomst en niet op het proces. Voornamelijk bij cognitieve leerdoelen ligt deze valkuil voor de hand. Leerdoelen als ‘de lerende verkrijgt kennis over onderwerp X’ focust op het proces en niet op de uitkomst.

Psychomotorische leerdoelen

Psychomotorische leerdoelen zijn makkelijk te observeren. Je ziet namelijk wat de lerende doet en zo kun je goed bepalen of de lerende aan het leerdoel voldoet of niet. Wanneer je een psychomotorisch leerdoel gaat beschrijven is het handig om concrete prestatieniveaus en voorwaarden te beschrijven, zodat de lerende precies weet waar hij rekening mee moet houden als hij de fysieke uitvoering van het leerdoel vertoont.

Affectieve leerdoelen

Affectieve leerdoelen zijn vaak lastig om te meten. Hoe meet je nou of iemand ergens waarde aan hecht, of iets leuk vindt? Om een stap in de richting te komen van het kunnen meten van een affectief leerdoel, kun je specifieke gedragingen opstellen die passen bij het leerdoel. Bijvoorbeeld:

  • Leerdoel: De lerende hecht waarde aan een schoon milieu
  • Gedraging 1: De lerende gooit afval in de afvalbak
  • Gedraging 2: De lerende neemt de fiets in plaats van de auto

Meer weten?

Wil je meer leren over het opstellen van leerdoelen? Schrijf je dan in voor de training ‘Dat zal je leren!’, die gegeven wordt op 27 september a.s. Deze training zal, net als dit artikel, gebaseerd zijn op het Instructional Design model van Morrison, Ross, Kalman en Kemp. Meer informatie over deze training en hoe je je hiervoor aanmeldt, vind je hier.

2 thoughts on “Hink-stap-sprong naar een leerdoel

Comments are closed.