Het vaststellen: een belangrijke stap in het toetsproces

Soms is hij lid van een examencommissie, andere keren is hij de externe betrokkene, de inhoudsdeskundige of iemand

Soms is hij lid van een examencommissie, andere keren is hij de externe betrokkene, de inhoudsdeskundige of iemand die steeds een andere pet op heeft: de vaststeller. Het lijkt in het hele toetsproces soms een functie die een formaliteit afhandelt. Maar niets is minder waar. Zonder vaststeller, geen examenkwaliteit.

Wanneer het vaststellen een formele stap is in de totstandkoming van een examen, dan gebeurt dit vaak op twee momenten tijdens het examenproces:

  1. Het vaststellen van de toets

Het vaststellen van de toets gebeurt voor de toetsafname. Hier kijkt de vaststeller of de toets voldoet aan de kwaliteitscriteria die zijn gesteld. Wanneer de toets is goedgekeurd dan wordt deze vastgesteld, en kan de toets daadwerkelijk afgenomen worden.

  1. Het vaststellen van de toetsresultaten

Na de afname worden de toetsresultaten geanalyseerd. Dan wordt op basis van de toetsresultaten gekeken, in welke mate een valide en betrouwbare beslissing genomen kan worden.  Als dit binnen de gestelde kwaliteitsgrenzen ligt, kunnen de toetsresultaten vastgesteld worden. Soms hebben de kandidaten al een voorlopige uitslag gekregen, welke dan definitief wordt gemaakt.

Om een toets vast te stellen beoordeelt de vaststeller of de toets voldoet aan de kwaliteitscriteria. De school of de examencommissie stelt deze kwaliteitscriteria meestal vast in het toetsbeleid, of in losse documenten die gaan over de examenorganisatie. De school kan daarbij rekening houden met de context waarin wordt gewerkt. Zo kan de invloed van de school op de toetsing veel minder zijn, wanneer examens worden ingekocht of wanneer er onderwijs wordt gegeven in een vakgebied dat zich nu eenmaal moeilijk laat toetsen. Dat zie je terug in mildere kwaliteitscriteria.

In de praktijk zie je meestal de volgende kwaliteitscriteria terugkomen, die de vaststeller bij de hand houdt om te beslissen of het examen kan worden vastgesteld:

  • Past de toetsvorm en -inhoud bij de leerdoelen?

Om een vak te toetsen worden vooraf leerdoelen opgesteld, die soms nog worden vertaald naar toetscriteria. Zowel de docent die de inhoud van de lessen verzorgt als de toetsmaker moeten zich houden aan deze leerdoelen. Daarmee voorkom je dat de inhoud van de toets niet herkend wordt door de studenten. Dat betekent dat de vragen die in een toets worden gesteld, moeten passen bij de leerdoelen waar deze toets over gaat.

De toetsvorm speelt hierbij ook een grote rol. Als de student aan het einde van de opleiding een vogelhuisje moet kunnen timmeren, dan kun je dat niet toetsen met een theorie-examen. Dat klinkt heel logisch, maar in de praktijk blijkt er door allerlei praktische redenen niet altijd een goede toetsvorm te worden gekozen.

  • Is de toetssamenstelling representatief, eerlijk en heeft het een passende omvang?

De vaststeller duikt in de inhoud. De vragen moeten inhoudelijk passen bij de leerdoelen, maar ook van een goed niveau zijn. Wanneer van studenten wordt verwacht dat ze theorie moeten kunnen toepassen in een praktijksituatie, dan kan niet het hele examen bestaan uit kennisvragen. Dan zou je op zijn minst bijvoorbeeld enkele casusvragen, het maken van berekeningen of het toepassen van kennis willen terugzien. Dat betekent dat de vaststeller controleert of de vragen representatief zijn qua inhoud en niveau, als hij kijkt naar de leerdoelen.

Daarnaast wil de vaststeller zien dat de toets eerlijk is voor alle studenten in de doelgroep. Dat betekent dat de vragen in de toets geen studenten voortrekken. Dat zie je bijvoorbeeld nog wel eens gebeuren wanneer herkansingsexamens eenvoudiger zijn dan de eerste-kans-examens. De herkansers krijgen hiermee een voordeligere situatie en dat is niet wenselijk. Ook kan een toets ongemerkt jongens, meisjes of studenten met een andere etnische afkomst bevoor- of benadelen. Wanneer een casus ingaat op de transfersituatie van de voetballers van een specifieke voetbalclub en daar 10 vragen over stelt, dan beoordeelt de vaststeller of dit voor ongelijkheid van toetsing zorgt.

Daarnaast is het belangrijk dat een toets een passende lengte heeft. Een te korte toets kan moeilijk meten of de leerdoelen echt zijn behaald. Een te lange toets kan ervoor zorgen dat een student in tijdnood komt, waardoor je ook niet meet of de leerdoelen zijn behaald. Past deze toets binnen de beschikbare tijd?

  • Is voldaan aan alle afspraken?

De vaststeller kan tot slot controleren of er met betrekking tot deze toets is voldaan aan alle afspraken die zijn gemaakt rondom de toetsontwikkeling en -afname. Je kunt hierbij denken aan vragen als:

  • Is de normering op een juiste manier tot stand gekomen?
  • Heeft een inhoudelijk deskundige deze toets beoordeeld en wat was zijn oordeel?
  • Krijgt de student voldoende instructies (toegestane hulpmiddelen, duur en omvang)?

Als alle vragen zijn beantwoord en het beeld van de vaststeller is positief, dan kan de toets worden afgenomen. Helaas is het gevaar dan nog niet geweken. Tijdens de afname kan er van alles gebeuren waarmee we de student een eerlijke toetsing ontnemen. In ieder geval is er dan aan de voorkant alles gedaan om dit te voorkomen.

Na afloop wordt de toets geanalyseerd. Hierbij komt de vaststeller weer in actie. Kunnen we op basis van deze toetsresultaten een valide en betrouwbaar oordeel geven? Dan zullen de resultaten worden vastgesteld en kan de cyclus opnieuw beginnen.

In de nieuwe release van RemindoToets heeft de vaststeller zijn eigen gebruikersrol gekregen. De vaststeller kan daarmee in RemindoToets de toetsmatrijzen die voor hem beschikbaar zijn vaststellen. Op zaterdag 4 mei 2019 is de nieuwe release met de rol van de vaststeller erin, uitgerold en online beschikbaar gekomen.