Het onderwijs in een matrijs

In 3 stappen naar een toetsmatrijs Wat je studenten wilt leren is vaak wel duidelijk, maar hoe toets

In 3 stappen naar een toetsmatrijs

Wat je studenten wilt leren is vaak wel duidelijk, maar hoe toets je nu aan het einde of dit is gelukt? Een toetsmatrijs kan je daarbij helpen. Het geeft inzicht in wat er precies getoetst moet worden en helpt je bij het vinden van de juiste inhoud, vorm en manier.

Een toetsmatrijs maak je altijd voordat je met de toetsontwikkeling begint. Het helpt je namelijk bij het ontwikkelen van die toets. Hoe je de matrijs invult, heeft te maken met het type toets dat je wilt ontwikkelen. Voor alle toetstypen kun je een matrijs maken (zoals formatieve en summatieve toetsen, praktische en theoretische toetsen).

In RemindoToets kun je kiezen uit twee soorten toetsmatrijzen: een matrijs op basis van regels en een matrijs op basis van een matrix. In beide matrijzen kun je alle informatie kwijt over de toets die je wilt maken.

Een toetsmatrijs kan zo een heel nuttig gereedschap zijn. De volgende stappen helpen je bij het maken van een toetsmatrijs.

Stap 1   Toetscriteria formuleren

Om tot een goede toetsmatrijs (en daarmee ook een goede toets) te komen, is het van belang dat er duidelijke toetscriteria zijn geformuleerd waar je de student op gaat toetsen. Meestal komen deze voort uit de leerdoelen die zijn omschreven voor de opleiding. Kijk kritisch naar de leerdoelen: zijn deze toetsbaar? Een voorbeeld:

De student kan de inhoud van de taxonomie van Bloom benoemen en uitleggen welke rol deze taxonomie speelt in het onderwijs.

Dit leerdoel bestaat eigenlijk uit twee leerdoelen. Namelijk de inhoud van de taxonomie benoemen én uitleggen welke rol deze speelt in het onderwijs. Om dit leerdoel op te nemen in een toetsmatrijs, kun je er beter twee criteria van maken. Kijk er dan nog eens kritisch naar: wat moet de student van de taxonomie precies kunnen benoemen? Een globale omschrijving, of de exacte niveaus op de juiste volgorde? Maak de leerdoelen SMART, zodat je precies weet wat je wilt toetsen.

Nog een voorbeeld:

De student kan veelvoorkomende medicatie benoemen en weet waarvoor deze medicijnen worden gebruikt.

Ook hier gaat het eigenlijk om twee verschillende doelen. Is dat eigenlijk wel nodig? Als de student kan benoemen waarvoor bepaalde medicatie wordt gebruikt, dan is hij ook in staat om de medicatie te benoemen. En over welke medicatie hebben we het eigenlijk? Benoem dus specifiek wat je precies verwacht aan het einde.

Stap 2   Kies een systematiek voor het aanduiden van het niveau

Nu je een mooie lijst hebt met toetscriteria, wil je weten op welk niveau de criteria moeten worden getoetst. Met behulp van deze niveaus richt je straks je matrijs in en krijg je inzicht in de zwaarte van de toets (zodat je later toetsen van gelijke zwaarte kunt maken).

Er zijn verschillende manieren om niveaus aan te duiden. Vaak wordt de taxonomie van Bloom gebruikt, maar ook andere taxonomieën, zoals de taxonomie van Romiszowski of de taxonomie van Gagné kunnen heel geschikt zijn. Daarnaast zijn er nog andere methodieken die kunnen helpen om niveaus aan te duiden, zoals de RTTI-systematiek. Welke methodiek je gebruikt, heeft vaak te maken met de onderwijsvisie van het team, de organisatie of de school waar je werkt.

Stap 3  Vul de matrijs in

Wanneer je voor een matrijs kiest op basis van een matrix, maak je een overzicht van alle toetscriteria en zet je deze in de eerste kolom. Daarnaast stel je de systematiek van stap 2 in. In het onderstaande voorbeeld is gekozen voor de RTTI-systematiek (te zien aan de kolommen).

Nu is de tijd gekomen om per criterium te bepalen: hoe wil ik dit toetsen? Hoeveel vragen ga ik stellen over de verschillende leerdoelen en op welk niveau wil ik dat doen?

Je zou kunnen denken: het leerdoel is toch al gesteld op een bepaald niveau, waarom moet ik dit dan nog aangeven? Als voorbeeld het leerdoel ‘de kandidaat kan uitleggen hoe de taxonomie van Bloom wordt gebruikt bij het vormgeven van lesmateriaal’.  Dit leerdoel is gericht op toepassingsgericht 2 van de RTTI systematiek. Maar je zou hiervoor ook een vraag kunnen stellen op reproductieniveau. Dan maak je een vraag, waarbij het antwoord in het studieboek van de kandidaat letterlijk terug te vinden is. Je kan ook een vraag stellen op het niveau toepassingsgericht 1: dan geef je een casus die de kandidaat herkent van allerlei voorbeelden die in de opleiding zijn gepasseerd en vraag je naar een oplossing met behulp van Bloom. Ditzelfde kan ook op niveau toepassingsgericht 2, door een hele nieuwe casusvorm aan de kandidaat voor te leggen en dezelfde vraag te stellen. Zo zie je dat elk leerdoel op verschillende niveaus getoetst kan worden. Het ene niveau vraagt meer van de kandidaat dan het ander, het is dus belangrijk dat daar een goede balans in zit.

Deze matrijs kun je in RemindoToets ook in regels uitwerken. Je kiest wat je zelf prettig vindt.

Bij theorietoetsen zónder matrijs, zie je vaak dat gesloten vragen teveel op het laagste niveau worden gesteld (bijvoorbeeld ‘reproductie’ in de RTTI of ‘kennis’ in Bloom). Hierdoor wordt de hele toets vrij eenzijdig en toetst deze niet helemaal wat het hoort te toetsen. Het is belangrijk om te streven naar een mooie balans van vragen over alle niveaus en in ieder geval vragen te stellen op het niveau waarop het toetscriterium is geschreven.

Nu je een overzicht hebt van wat je wilt toetsen en op welk niveau, kun je goed zien wat er nodig is. Is de matrijs geschikt om in een theorie-toets uit te voeren? En welke vraagtypes zijn dan het meest geschikt? Soms is het beter om een casus te schrijven met open vragen. Of een mix van verschillende typen gesloten vragen. Of zou het beter een mondeling- of een praktijkexamen moeten zijn? Dan is het tijd om het examen in te richten. Je zal zien dat de matrijs je helpt bij het maken van de toets en het een stuk overzichtelijker maakt.