De verspreiding van een innovatie

Wanneer een nieuw product of idee wordt bedacht, verspreidt dit zich geleidelijk binnen een groep. Afhankelijk van een

Wanneer een nieuw product of idee wordt bedacht, verspreidt dit zich geleidelijk binnen een groep. Afhankelijk van een aantal factoren kan dit snel gaan, of juist erg langzaam. Ook jouw rol in dit proces kan daarbij van belang zijn, terwijl je dit misschien niet eens door hebt. Weet je eigenlijk wel precies welke rol jij speelt in het verspreiden van een innovatie?

Sociologie professor Everett Rogers publiceerde in 1962 de eerste druk van zijn boek ‘Diffusion of Innovations’, waarin hij een theorie toelicht voor de adoptie en verspreiding van innovaties. Diffusie is daarbij het proces waarmee een innovatie wordt verspreid door het gebruik van (verschillende) communicatiemiddelen.

Zowel individuen als organisaties hebben een essentiële positie bij dit proces. Daarnaast zijn er volgens Rogers een viertal elementen die van grote invloed zijn op het tempo en de schaal waarop de verspreiding plaatsvindt.

  • De innovatie zelf is het eerste element. Rogers omschrijft een innovatie als een ‘idee, gewoonte of object wat door een individu of andere groep als nieuw wordt beschouwd’. Een innovatie is daarmee een soort status, die voor elk individu of elke groep verschillend kan zijn.
  • Een sociaal systeem, het tweede element, heeft daarmee te maken. Het kan omschreven worden als aan elkaar gerelateerde eenheden die een gedeeld doel hebben. Een organisatie is daar een goed voorbeeld van, omdat daarin vaak gestreefd wordt naar een bepaald doel. Innovaties kunnen helpen om die doelen te behalen.
  • Het derde element bevindt zich altijd in een sociaal systeem, namelijk kanalen of middelen voor communicatie. Hiermee kunnen individuen en organisaties elkaar op de hoogte houden. De verspreiding van innovatie zal dan ook via deze kanalen gebeuren, zowel bewust als onbewust.
  • Het vierde element is tijd. De snelheid waarmee een innovatie zich verspreid hangt samen met de tijd die het kost om de innovatie door te voeren. Een goed voorbeeld is de vergelijking tussen smartphones en elektrische auto’s. Een elektrische auto heeft voor zowel individuen als de samenleving grote veranderingen tot gevolg, bijvoorbeeld de vereiste aanleg van oplaadpalen. Smartphones hebben daarentegen weinig aanpassing nodig, waardoor het minder tijd kost om deze innovatie te adopteren.

Rogers zag in dat mensen en organisaties niet allemaal tegelijk beginnen met het accepteren van innovaties. Er zijn altijd mensen die risico nemen met het oppakken van een innovatie, met daartegenover degenen die liever vasthouden aan de huidige stand van zaken. Rogers heeft hiervoor vijf verschillende groepen geïdentificeerd in zijn theorie:

  1. Vernieuwers (innovators)
  2. Vroege oppakker (early adopters)
  3. Voorloper (early majority)
  4. Achterlopers (late majority)
  5. Achterblijvers (laggards)

Er zijn een groot aantal redenen te bedenken waarom mensen en organisaties zich in een bepaalde groep bevinden. Soms is dit door bewuste keuzes, soms omdat er juist geen reden is om een innovatie op te pakken of omdat men zich niet bewust is dat de innovatie bestaat.

Wat echter wel cruciaal kan zijn, is inzien in welke groep jij of je organisatie zich bevindt. Dit kan natuurlijk per innovatie verschillen, maar als je er te laat achter komt dat een innovatie bijvoorbeeld bij concurrenten al lang geleden is opgepakt, kan dit gevolgen hebben. Je bewust zijn van innovaties kan je daarom een voorsprong geven als je vooruitstrevend wil zijn!


Bron: Rogers, E. M. (2010). Diffusion of innovations. Simon and Schuster.