We hebben nodig: een computer en een toetsenbord

Er zijn allerlei aspecten van invloed op de toetsresultaten van studenten: het geluid in de zaal, de temperatuur,

Er zijn allerlei aspecten van invloed op de toetsresultaten van studenten: het geluid in de zaal, de temperatuur, de vraagstelling, het tijdstip waarop de toets wordt afgenomen.
Maar wist je dat ook de gekozen computer of het toetsenbord de student positief of negatief kan beïnvloeden?

Bij het afnemen van een toets, wil je iets meten. Dat ‘iets’ wordt meestal een construct genoemd. Een construct kan bijvoorbeeld zijn: iemands kennis over de middeleeuwse geschiedenis of iemands vaardigheid in het rekenen met breuken.

Om dat te meten, stellen we toetsen samen. Deze toetsen bestaan uit meetapparatuur: de vragen. In de praktijk meten deze vragen vaak ook iets anders dan enkel het bedoelde construct.
Wanneer de vragen erg lang zijn, meet het bijvoorbeeld ook iemands taalvaardigheid. Dit noemen we construct irrelevante variantie. De gemeten variantie is namelijk niet relevant voor het construct. Het heeft niets te maken met de middeleeuwse geschiedenis of vaardigheid in het rekenen met breuken.

Construct irrelevante variantie kan ook optreden door andere keuzes die je hebt gemaakt. Het kan optreden door bijvoorbeeld te kiezen voor een toetsafname op de computer. Zo is niet iedereen even computervaardig. Het gevolg is dat je dan niet zomaar de papieren toetsresultaten kan vergelijken met de digitale toetsresultaten. Het is belangrijk om je te beseffen hoe verschillen veroorzaakt kunnen worden.

Verschillende factoren hebben invloed op de digitale toetsafname:

  1. Het gekozen apparaat

    Er kan construct irrelevante variantie optreden wanneer studenten verschillende apparaten gebruiken voor de toetsafname. Het gaat dan om de kenmerken van het apparaat, zoals het formaat, de vorm en de lay-out en hoe de student hiermee omgaat. De kenmerken van het apparaat bepalen hoe de informatie wordt bekeken en hoe de student antwoord moet geven op de vragen. Een toets maken op een laptop of op een telefoon is bijvoorbeeld heel verschillend en er kan nader bekeken worden of je die resultaten dan wel op dezelfde manier kunt gebruiken.

  2. Schermgrootte

    Ook schermgrootte is een belangrijker factor om zorgvuldig te bekijken. Op een kleiner scherm zal er wellicht vaker gescrold moeten worden om informatie op te nemen, dan op een groter scherm. Onderzoek laat zien dat studenten toetsen vanaf een groter scherm als prettiger ervaren.

  3. Ergonomie en positie

    Wanneer studenten een toets thuis maken, wordt er wel eens geconstateerd dat ze dit met de laptop liggend op de bank aan het doen zijn. Dit heeft doorgaans een effect op het toetsresultaat. Wanneer je wordt gedwongen een actief zittende houding aan te nemen, ben je meer geconcentreerd aan het werk.

  4. Touchscreen

    Werken met een touchscreen, zoals een tablet, is heel fijn voor veel toepassingen. Zo kun je de tablet draaien voor een beter beeld en je kunt de afbeelding vergroten die je beter wilt bekijken. Voor toetsen is het niet altijd handig. De precisie van je vinger ten opzichte van een computermuis is niet hetzelfde. Daarnaast is het aanraken van de touchscreen al direct verbonden aan het antwoorden van de vraag, terwijl een computermuis eerst nog naar het specifieke gebied bewogen moet worden om vervolgens te klikken.
    Er is een voorbeeld bekend van een toets waarin studenten de komma via een touchscreen op de juiste plek in een zin moest plaatsen. De touchscreen is minder precies, waardoor de komma vaak niet op de goede plek terecht kwam en de studenten raakten hierdoor zo gefrustreerd dat ze de hele vraag maar hebben overgeslagen.
    Dit is overigens per doelgroep verschillend. Jongere mensen waarderen een touchscreen doorgaans beter en kunnen er ook beter mee overweg.

  5. Toetsenbord

    Er zijn verschillende toetsenborden beschikbaar. De grootste verschillen worden gemeten wanneer er gebruik wordt gemaakt van een touchscreen of onscreen toetsenbord. Dit frustreert studenten en vertraagt hen bij het typen. Het typen zou zo natuurlijk mogelijk moeten verlopen. Gebruik vooral toetsenborden waar de studenten regelmatig mee werken. En let erop dat het toetsenbord niet teveel herrie maakt, wanneer je in grote zalen tegelijk toetst.

Bron: Way, W. D., Davis, L. L., Keng, L., & Strain-Seymour, E. (2016). From Standardization to Personalization. In F. Drasgow, Technology and tesing (pp. 260-285). New York: Routledge.