Onze producten ondersteunen een leven lang. Van leren en examineren, online oplossingen voor het vastleggen en presenteren van prestaties, loopbaanbegeleiding, permanente educatie tot erkennen en certificeren.

De collega’s van het team Sales & Implementatie vertellen graag over de mogelijkheden die onze platforms bieden. Ze zoeken samen met nieuwe gebruikers naar de best passende oplossing en adviseren en ondersteunen bij de inrichting en het in gebruik nemen hiervan.
Dit kunnen grote projecten zijn die vragen om uitgebreid projectmanagement, tot aan projecten waar vrijwel meteen wordt gestart met gebruik van de software en alleen een introductie of training nodig is.

Wie gebruik maken van onze platforms varieert enorm: van onderwijs (hogescholen en universiteiten, voortgezet-, middelbaar- en praktijkonderwijs), tot uitgeverijen, exameninstellingen, overheid en allerlei bedrijven.

In deze Paragin Update vertelt Frank over het werken bij Paragin en team Sales & Implementatie en onlangs stelde Henri zich voor.

Heb je ervaring met digitaal leren, of juist met toetsen en examineren?
Heb je een onderwijskundige achtergrond, of kennis van onderwijssoftware vanuit een ICT-achtergrond?
Zit je deze Paragin Update te lezen en denk je bij jezelf “Dat lijkt me nu een leuke baan”?

Stuur dan eens een berichtje naar nijenhuis@paragin.nl!


Wanneer een nieuw product of idee wordt bedacht, verspreidt dit zich geleidelijk binnen een groep. Afhankelijk van een aantal factoren kan dit snel gaan, of juist erg langzaam. Ook jouw rol in dit proces kan daarbij van belang zijn, terwijl je dit misschien niet eens door hebt. Weet je eigenlijk wel precies welke rol jij speelt in het verspreiden van een innovatie?

Sociologie professor Everett Rogers publiceerde in 1962 de eerste druk van zijn boek ‘Diffusion of Innovations’, waarin hij een theorie toelicht voor de adoptie en verspreiding van innovaties. Diffusie is daarbij het proces waarmee een innovatie wordt verspreid door het gebruik van (verschillende) communicatiemiddelen.

Zowel individuen als organisaties hebben een essentiële positie bij dit proces. Daarnaast zijn er volgens Rogers een viertal elementen die van grote invloed zijn op het tempo en de schaal waarop de verspreiding plaatsvindt.

  • De innovatie zelf is het eerste element. Rogers omschrijft een innovatie als een ‘idee, gewoonte of object wat door een individu of andere groep als nieuw wordt beschouwd’. Een innovatie is daarmee een soort status, die voor elk individu of elke groep verschillend kan zijn.
  • Een sociaal systeem, het tweede element, heeft daarmee te maken. Het kan omschreven worden als aan elkaar gerelateerde eenheden die een gedeeld doel hebben. Een organisatie is daar een goed voorbeeld van, omdat daarin vaak gestreefd wordt naar een bepaald doel. Innovaties kunnen helpen om die doelen te behalen.
  • Het derde element bevindt zich altijd in een sociaal systeem, namelijk kanalen of middelen voor communicatie. Hiermee kunnen individuen en organisaties elkaar op de hoogte houden. De verspreiding van innovatie zal dan ook via deze kanalen gebeuren, zowel bewust als onbewust.
  • Het vierde element is tijd. De snelheid waarmee een innovatie zich verspreid hangt samen met de tijd die het kost om de innovatie door te voeren. Een goed voorbeeld is de vergelijking tussen smartphones en elektrische auto’s. Een elektrische auto heeft voor zowel individuen als de samenleving grote veranderingen tot gevolg, bijvoorbeeld de vereiste aanleg van oplaadpalen. Smartphones hebben daarentegen weinig aanpassing nodig, waardoor het minder tijd kost om deze innovatie te adopteren.

Rogers zag in dat mensen en organisaties niet allemaal tegelijk beginnen met het accepteren van innovaties. Er zijn altijd mensen die risico nemen met het oppakken van een innovatie, met daartegenover degenen die liever vasthouden aan de huidige stand van zaken. Rogers heeft hiervoor vijf verschillende groepen geïdentificeerd in zijn theorie:

  1. Vernieuwers (innovators)
  2. Vroege oppakker (early adopters)
  3. Voorloper (early majority)
  4. Achterlopers (late majority)
  5. Achterblijvers (laggards)

Er zijn een groot aantal redenen te bedenken waarom mensen en organisaties zich in een bepaalde groep bevinden. Soms is dit door bewuste keuzes, soms omdat er juist geen reden is om een innovatie op te pakken of omdat men zich niet bewust is dat de innovatie bestaat.

Wat echter wel cruciaal kan zijn, is inzien in welke groep jij of je organisatie zich bevindt. Dit kan natuurlijk per innovatie verschillen, maar als je er te laat achter komt dat een innovatie bijvoorbeeld bij concurrenten al lang geleden is opgepakt, kan dit gevolgen hebben. Je bewust zijn van innovaties kan je daarom een voorsprong geven als je vooruitstrevend wil zijn!


Bron: Rogers, E. M. (2010). Diffusion of innovations. Simon and Schuster.

Het Nederlands Instituut voor Marketing (NIMA) is de beroepsvereniging voor professionals in marketing, communicatie en sales. Baukje Hilarides, Productmanager Study Members & Exams, vertelt over de samenwerking met Paragin.

Even voorstellen

Baukje: “NIMA is een beroepsvereniging voor professionals in marketing, communicatie en sales: het commerciële domein. Het ondersteunt de persoonlijke en professionele ontwikkeling van marketeers. Wij bieden als onafhankelijke instantie en keurmerk onder meer examens aan. Bij afronding hiervan krijgen deelnemers een Nima-diploma. We zijn geen opleider, maar werken samen met een aantal Education Partners zoals de NCOI. Zij bieden de NIMA Opleidingen aan en wij nemen de NIMA examens af.

In mijn werk onderhoud ik contacten met alle erkende opleiders. Ik verzorg samen met inhoudsdeskundigen uit het bedrijfsleven en de onderwijswereld de inhoud van de NIMA-examens. Alles waarop een kandidaat kan worden getoetst staat beschreven in de NIMA Exameneisen. Ik beheer in dit kader de toets-vragenbanken waarmee onze examens digitaal worden afgenomen. De collega’s die met de examenlogistiek bezig zijn, kennen bijvoorbeeld via dit systeem correctoren toe en verstrekken examens voor afname.”

MijnPortfolio.nl en RemindoToets

Baukje: ”Nima werkt al een aantal jaren samen met Paragin. In 2010 ben ik bij NIMA begonnen. Op dat moment wilden wij onze klanten de mogelijkheid geven om vaker examens te kunnen maken, het liefst via een digitale omgeving. In plaats van vaste momenten in het jaar konden wij via deze weg mensen op hun eigen voorkeursmoment een examen laten maken. Wij zochten een partij die dit voor ons kon leveren.

NIMA wilde het liefst een product wat vanaf het begin gebruiksvriendelijk was. Wij zijn geen grote organisatie die beschikking heeft tot een uitgebreide technische dienst. Om die reden was het kiezen voor een product met veel technische vereisten voor ons geen optie. De producten van Paragin zijn erg gebruiksvriendelijk, wat voor ons de doorslag heeft gegeven.

Wij maken gebruik van MijnPortfolio.nl, wat is ingesteld om te dienen als diplomaregister MyCareer. Dit is voor ons erg waardevol, omdat van elke kandidaat een duidelijk overzicht wordt gecreëerd van de afgeronde opleidingen. Wij gebruiken ook RemindoToets om alle gemaakte vragen in op te slaan. Vanuit verschillende vragenbanken kunnen de examens worden opgesteld. Dit kunnen examens zijn met open vragen op basis van een casus, of meerkeuzevragen. In sommige gevallen worden de gemaakte toetsen ook buiten de RemindoToets-omgeving afgenomen, wat voor een paar van onze klanten een handige functie is!

Wat wij ook erg prettig vinden is de koppeling met andere systemen en het gemak waarmee wij bijvoorbeeld aan ProctorExam kunnen linken. Wij hoeven alleen maar het platform in te vullen en dat wordt dan gelijk gekoppeld. Heel eenvoudig geregeld!”

De samenwerking met Paragin

Baukje: “Paragin heeft hard gewerkt aan een functionaliteit waarbij automatisch een diploma wordt opgesteld. Als een kandidaat de betreffende modules heeft afgerond, kan MyCareer deze aan elkaar koppelen en omzetten tot een digitaal diploma. Wij ervaren de software als erg gebruiksvriendelijk. Aan het begin is het even wennen aan hoe alles werkt, maar het systeem is erg intuïtief, dus dat gaat uiteindelijk vanzelf.

Als het nodig is, dan is de servicedesk van Paragin er om ons te helpen. Hier hebben wij erg goede ervaringen mee, er wordt altijd goed geluisterd en geholpen. Wij zijn erg blij met Paragin, omdat er heel persoonsgericht wordt gewerkt. Het contact is persoonlijk en wij worden snel geholpen. Er wordt duidelijk aangegeven wat er wel en niet mogelijk is, deze heldere communicatie zorgt voor realistische verwachtingen.”


Binnen een organisatie heb je als medewerker contacten of aanspreekpunten. Als je al deze connecties als lijnen op papier zou tekenen, heb je een overzicht van het sociale netwerk. Aan de hand van het sociale netwerk kun je zien hoe informatiestromen verlopen binnen je organisatie. Als je niet tevreden bent met de kennisdeling tussen de medewerkers, zijn er een aantal aandachtspunten om dit aan te pakken.

Het identificeren van deze aandachtspunten valt onder een term die sociale netwerkanalyse is gedoopt. Je brengt het sociale netwerk van een organisatie in kaart, analyseert het verloop van kennis en informatie en vervolgens identificeer je welke connecties aandacht vereisen. Er zijn vier aspecten die de basis vormen voor een goed werkend sociaal netwerk. Deze hangen in sterke mate met elkaar samen.

  • Kennis is alle informatie die je als medewerker bezit. Hieronder valt echter ook een belangrijke vraag: weet je wat jouw collega’s weten? Als je deze vraag bevestigend beantwoord, weet je bij welke persoon je moet zijn voor de juiste kennis. Met die informatie kost het je relatief weinig tijd en moeite om bepaalde kennis op te vragen.
  • Toegankelijkheid is de mate waarin de aanwezige informatie in het netwerk bereikbaar is voor medewerkers. Het kan zijn dat iemand in je sociale netwerk kennis heeft die je kan gebruiken, maar als deze persoon voor jou niet goed toegankelijk is, heb je daar weinig aan. Dit geldt ook voor zaken als fysieke omgeving, bijvoorbeeld als collega’s op verschillende verdiepingen van een gebouw geplaatst zijn.
  • Betrokkenheid heeft te maken met de aandacht die medewerkers aan elkaar besteden. Als je van een collega weet dat die een bepaald probleem heeft en jij hebt kennis die dat kan verhelpen, kun je actief dit probleem oplossen. Door betrokken te zijn geef je aan dat jij open staat voor het delen van kennis en dat je toegankelijk bent voor vragen.
  • Veiligheid is belangrijk, omdat collega’s goede relaties moeten opbouwen. Om hulp vragen is niet altijd vanzelfsprekend, omdat je jezelf dan kwetsbaar opstelt. Als collega’s bereid zijn veiligheid te combineren met de drie eerder genoemde aspecten, zorgt dit voor goede onderlinge relaties waarin zij elkaar ondersteunen.

Bij het vaststellen van onderlinge relaties tussen medewerkers kunnen er bepaalde complicaties optreden. Als deze niet worden opgelost, kan dit leiden tot belemmering van het verspreiden van informatie. Hieronder staan zes voorbeelden genoemd die je bij een sociale netwerkanalyse tegen kan komen.

  1. Een ‘bottleneck’ houdt in dat er een te kleine overdracht is tussen informatie van twee delen van een netwerk, waardoor communicatie tussen deze twee delen moeizaam verloopt. Denk hierbij aan een persoon die als schakel dient tussen twee grote groepen binnen een organisatie.
  2. Het aantal verbindingen in een netwerk moet in juiste mate aanwezig zijn. Indien er te veel of te weinig verbindingen aanwezig zijn, is het mogelijk dat een netwerk niet efficiënt werkt. Met te weinig verbindingen kan het zijn dat personen cruciale informatie missen. Met te veel verbindingen wordt er juist onnodig veel kennis gedeeld, waardoor medewerkers overbeladen worden.
  3. De gemiddelde afstand van persoon tot persoon in een netwerk heeft invloed op het verloop van informatie. Korte afstanden zorgen voor een goed verloop, terwijl een lange afstand vertraging en verwarring kan veroorzaken. Elke organisatie moet hier een eigen balans in vinden.
  4. Een geïsoleerd persoon valt buiten het netwerk. Dit kan betekenen dat deze persoon cruciale informatie mist, en daardoor achterblijft op de rest.
  5. Personen met een hoge mate van expertise worden niet voldoende ingezet. Collega’s missen hierdoor belangrijke informatie die hen kan helpen bij dagelijkse bezigheden. Experts hebben daarom een speciale rol als het gaat om kennisdeling.
  6. Het vormen van subgroepen binnen een organisatie is niet per definitie een ongewenst fenomeen, maar het kan voor komen dat een subgroep een conflicterende subcultuur vormt. Als subgroepen weinig met elkaar betrokken zijn, kan dit leiden tot slechte kennisdeling.

Het identificeren en aanpakken van het sociale netwerk kan voordelen hebben als het gaat om het delen van informatie. Ook als er niet direct problemen spelen rond kennisdeling kan het nuttig zijn om als organisatie een overzicht te hebben van welke collega’s contact hebben. Zo heb je inzicht in de informatiestroom en kun je in de gaten houden of medewerkers op de juiste plek staan.


Bron: Cross, R., Parker, A., & Borgatti, S. P. (2014). A bird’s-eye view: Using social network analysis to improve knowledge creation and sharing.


Voor het ontwerpen van onderwijs bestaan veel verschillende methoden en manieren. Sommige zijn groot en uitgebreid, andere zijn juist simpel en klein opgezet. Maar wist je dat er een ontwerpmethode is die eigenlijk niet officieel bestaat?

Het zogeheten ADDIE-model is vooral in het onderwijs een bekend begrip. Het dient voor ontwerpers als houvast om een lesmethode op te zetten en te evalueren. Het bijzondere is dat dit model nooit door iemand is opgeschreven of gepubliceerd. Er is niet zoiets als ‘het’ ADDIE-model. Wat is het dan wel?

Het ADDIE-model kun je zien als een basis voor veel andere modellen, voor instructie-ontwerp. Het is zo bekend omdat het al zo’n 40 jaar mondeling wordt overgedragen. De fasen van het model zijn gedurende die tijd nagenoeg hetzelfde gebleven. Onderzoekers hebben er wel op voortgebouwd, waardoor meer gespecificeerde modellen naast het ADDIE-model zijn ontstaan.

Waar staat ‘ADDIE’ voor?

Elke letter van de afkorting staat voor een van de fasen in het cyclische proces van het ADDIE-model. Door dit proces te volgen kun je een lesmethode sterk onderbouwen en evalueren.

1. Analyse (analyseren)

Je begint met het uitvoeren van een aantal analyses. Zo verzamel je informatie over verschillende aspecten die je moet weten, omdat je instructie daar op aangepast zal moeten worden. Hierbij moet je denken aan:

  • het (onderliggende) probleem in kaart brengen
  • voor welke doelgroep je de instructie maakt en in welke context deze doelgroep zit
  • wat de behoeften zijn van zowel de doelgroep als de opdrachtgever
  • hoeveel kennis je al hebt over het betreffende onderwerp

2. Design (ontwerpen)

Als je tevreden bent over de analyse ga je ontwerpen. Je gaat aan de slag met het maken van de leerdoelen, de opzet van de lessen, welke media je nodig hebt, welk platform je gaat inzetten, enzovoorts. Aan het eind van deze fase moet je een duidelijk doel hebben met bijbehorende overeenstemming voor de vorm en inhoud van de instructie.

3. Development (ontwikkelen)

In deze fase ga je bezig met het daadwerkelijk maken van de instructie zoals die in de ontwerp-fase is bedacht. Tussendoor is het belangrijk om bezig de blijven met het testen van je producten, zie hiervoor ook de laatste ‘fase’.

4. Implementation (implementatie)

Bij het implementeren van de instructie ga je de ontwikkelde instructie gebruiken. Je kunt er hier voor kiezen om één of meerdere testen te doen voordat je het eindproduct inzet. In deze fase betrek je de instructeurs en de leerlingen of kandidaten erbij, zij kunnen namelijk belangrijke feedback geven. Daarnaast zouden zij goed door moeten hebben hoe ze met de instructie om moeten gaan. Denk bijvoorbeeld aan een docentenhandleiding met bijbehorende lesboeken voor leerlingen.

5. Evaluation (evaluatie)

Als laatste ‘fase’ ga je evalueren. Fase tussen aanhalingstekens, omdat het ADDIE-model voorschrijft dat je na elke fase evaluatie toepast. Dit zou ervoor moeten zorgen dat je tijdens het hele ontwerpproces nadenkt over hoe je het nog sterker kan verbeteren.

Er zijn twee manieren waarop je evalueren kunt aanpakken: formatieve en summatieve evaluatie.

  • Formatieve evaluatie vindt plaats gedurende het gehele stappenplan. Denk bij de analyse- en designfasen bijvoorbeeld aan een expert uit het betreffende domein, die informatie en feedback kan geven waarmee je de instructie kan verbeteren.
  • Summatieve evaluatie kan voor zowel ontwerpers als gebruikers nuttig zijn. Dit kan al met iets simpels als een toets of examen. De uitkomsten daarvan kunnen inzicht geven aan ontwerpers, omdat er duidelijk wordt in welke mate men de opgestelde leerdoelen beheerst. Aan de hand van die gegevens kunnen er weer aanpassingen worden gedaan als dat nodig is.

Deze fasen zijn een globale weergave van het ADDIE-model. Niet elke stap hoeft gevolgd te worden, maar het is wel van belang dat je je bewust bent van de fase waarin je als ontwerper zit. Probeer bij het ontwerpen van je instructie hier eens aan terug denken, misschien krijg je er nieuwe inzichten door!

Bron: Morrison, G. R., Ross, S. J., Morrison, J. R., & Kalman, H. K. (2019). Designing effective instruction. John Wiley & Sons.

Met de RemindoToets release van 27 september, is tevens de nieuwe kennisbank online gekomen. Vooralsnog bevat de kennisbank informatie over RemindoToets, maar deze zal de komende tijd uitgebreid worden met ook informatie over onze andere producten.

In RemindoToets kun je in de Kennisbank kijken door rechtsboven in je scherm te klikken op het informatiesymbool ( i ).

Nadat je de Kennisbank hebt geopend, kom je terecht op de algemene handleiding. Deze bevat de informatie die nodig is om met RemindoToets aan de slag te gaan. Gebruik hiervoor ook de zoekfunctie om zo snel een artikel te vinden over een bepaald onderwerp.

Je zult hier ook toelichtingen vinden voor de verschillende vraagtypen die in RemindoToets worden aangemaakt. Een nieuwe toevoeging hieraan is de werkbladvraag. Dit vraagtype komt met een uitgebreide handleiding met afbeeldingen en voorbeelden. Ben je benieuwd hoe dit vraagtype in elkaar zit? Kijk dan vooral op de bijbehorende pagina!

Als je de Kennisbank buiten RemindoToets om wil bekijken, is dat ook mogelijk.

We zullen bezig blijven om de Kennisbank zo goed mogelijk aan te vullen en te verbeteren. Heb je een tip, opmerking of verzoek? Laat het ons vooral weten!


Met de release van 27 september is er een nieuwe vraagsoort toegevoegd aan RemindoToets: de werkbladvraag. Met dit vraagtype zijn er nieuwe mogelijkheden beschikbaar in RemindoToets, zoals het aanmaken van een werkblad en het instellen van antwoordlijsten. Dit kan heel handig zijn voor het aanmaken van vragen waarin een kandidaat een balans moet opmaken, maar denk bijvoorbeeld ook aan het vervoegen van woorden.

In dit artikel vind je een kort overzicht van wat de werkbladvraag precies kan toetsen, hoe je lijsten maakt en op welke manier je een antwoordmodel opzet. Een gedetailleerde handleiding kun je hier vinden, in de nieuwe Kennisbank.

De werkbladvraag

Als auteur kun je een werkbladvraag helemaal instellen zoals je zelf wilt. Je kunt cellen vullen met tekst, ze samenvoegen met andere cellen en de randen arceren. Er is een speciale instelling voor een cel die aangeeft dat een kandidaat zelf een antwoord moet invullen. Als ontwerper van een vraag heb je de mogelijkheid om aan te geven waar de kandidaat dit moet doen.

Op de afbeelding hierboven is dit te zien. De knop “Sta kandidaat-invoer toe” markeert een cel met een lichtgele kleur, wat duidelijk maakt dat hier een antwoord ingevuld kan worden.

Het invullen van een antwoord hangt af van de instellingen van een cel. Dit kan tekst zijn, maar ook een getal of bedrag.

Stel, je wilt dat de kandidaat een bedrag invult, selecteer dan het euro teken () om de ingevoerde gegevens als bedrag te behandelen. Als in die cel een getal wordt ingevoerd, zal er automatisch een euroteken voor komen te staan. Het zorgt er ook voor dat wanneer een kandidaat hier tekst invult, deze automatisch wordt weggehaald. Als ontwerper kun je zo de controle houden over hoe jouw vraag beantwoord moet worden.

Je kunt ook kiezen voor een opzoeklijst als antwoordmogelijkheid.

Lijsten

Met een opzoeklijst geef je een kandidaat de mogelijkheid om uit een aantal opties te kiezen. Er zijn twee belangrijke functies voor het inschakelen van een opzoeklijst, die je kunt zien in de onderstaande afbeelding:

 

 

  1. Hiermee behandel je de cel als opzoeklijst, welke door de ontwerper wordt ingesteld. Dit betekent dat een kandidaat de betreffende lijst te zien krijgt wanneer op de cel wordt geklikt. Hier stel je ook in welke gegevens uit de lijst worden gepresenteerd na een selectie door de kandidaat.
  2. Met deze functie maak je een lijst aan. In een lijst kun je antwoorden invoeren waar een kandidaat uit kan kiezen. Je kunt hier ook antwoorden maken die verschillende kolommen achter elkaar invullen. Je kunt de lijst een naam geven, je kunt de kolom waarin de antwoorden staan een naam geven en deze in- of uitschakelen voor een opzoeklijst.

Hier rechts zie je een voorbeeld van een lijst. De lijst in het voorbeeld kan worden gebruikt voor het opmaken van een balans, waarbij de kandidaat de juiste antwoorden op de bijbehorende plek op het werkblad moet invullen.

Alleen kolom 1 zal worden getoond in de opzoeklijst, waarbij je als ontwerpen kan beslissen of kolom 2 op het werkblad zal verschijnen.

 

Antwoordmodel

Het antwoordmodel is voor de werkbladvraag uitgebreider dan voor andere vraagtypen. Je kunt rekening houden met combinaties van antwoorden en je kunt de kandidaat meer vrijheid geven door antwoorden binnen een bepaald bereik goed te keuren.

In het antwoordmodel hiernaast is het vervoegen van het werkwoord ‘lopen’ als voorbeeld genomen.

Het antwoordmodel zal in de cellen A2 t/m B7 zoeken naar de combinatie van kolom A en kolom B. “Ik loop” wordt in dit geval goedgekeurd. “Ik lopen” wordt als fout gemarkeerd, omdat deze combinatie niet in het antwoordmodel staat.


Wil je graag weten hoe al deze schermen er precies uit zien in RemindoToets? Probeer vooral eens een werkbladvraag te maken in je eigen RemindoToets-omgeving.

Ben je op zoek naar een uitgebreidere handleiding voor de werkbladvraag met een aantal voorbeelden? Kijk dan eens in de nieuwe Kennisbank!


Er zijn allerlei aspecten van invloed op de toetsresultaten van studenten: het geluid in de zaal, de temperatuur, de vraagstelling, het tijdstip waarop de toets wordt afgenomen.
Maar wist je dat ook de gekozen computer of het toetsenbord de student positief of negatief kan beïnvloeden?

Bij het afnemen van een toets, wil je iets meten. Dat ‘iets’ wordt meestal een construct genoemd. Een construct kan bijvoorbeeld zijn: iemands kennis over de middeleeuwse geschiedenis of iemands vaardigheid in het rekenen met breuken.

Om dat te meten, stellen we toetsen samen. Deze toetsen bestaan uit meetapparatuur: de vragen. In de praktijk meten deze vragen vaak ook iets anders dan enkel het bedoelde construct.
Wanneer de vragen erg lang zijn, meet het bijvoorbeeld ook iemands taalvaardigheid. Dit noemen we construct irrelevante variantie. De gemeten variantie is namelijk niet relevant voor het construct. Het heeft niets te maken met de middeleeuwse geschiedenis of vaardigheid in het rekenen met breuken.

Construct irrelevante variantie kan ook optreden door andere keuzes die je hebt gemaakt. Het kan optreden door bijvoorbeeld te kiezen voor een toetsafname op de computer. Zo is niet iedereen even computervaardig. Het gevolg is dat je dan niet zomaar de papieren toetsresultaten kan vergelijken met de digitale toetsresultaten. Het is belangrijk om je te beseffen hoe verschillen veroorzaakt kunnen worden.

Verschillende factoren hebben invloed op de digitale toetsafname:

  1. Het gekozen apparaat

    Er kan construct irrelevante variantie optreden wanneer studenten verschillende apparaten gebruiken voor de toetsafname. Het gaat dan om de kenmerken van het apparaat, zoals het formaat, de vorm en de lay-out en hoe de student hiermee omgaat. De kenmerken van het apparaat bepalen hoe de informatie wordt bekeken en hoe de student antwoord moet geven op de vragen. Een toets maken op een laptop of op een telefoon is bijvoorbeeld heel verschillend en er kan nader bekeken worden of je die resultaten dan wel op dezelfde manier kunt gebruiken.

  2. Schermgrootte

    Ook schermgrootte is een belangrijker factor om zorgvuldig te bekijken. Op een kleiner scherm zal er wellicht vaker gescrold moeten worden om informatie op te nemen, dan op een groter scherm. Onderzoek laat zien dat studenten toetsen vanaf een groter scherm als prettiger ervaren.

  3. Ergonomie en positie

    Wanneer studenten een toets thuis maken, wordt er wel eens geconstateerd dat ze dit met de laptop liggend op de bank aan het doen zijn. Dit heeft doorgaans een effect op het toetsresultaat. Wanneer je wordt gedwongen een actief zittende houding aan te nemen, ben je meer geconcentreerd aan het werk.

  4. Touchscreen

    Werken met een touchscreen, zoals een tablet, is heel fijn voor veel toepassingen. Zo kun je de tablet draaien voor een beter beeld en je kunt de afbeelding vergroten die je beter wilt bekijken. Voor toetsen is het niet altijd handig. De precisie van je vinger ten opzichte van een computermuis is niet hetzelfde. Daarnaast is het aanraken van de touchscreen al direct verbonden aan het antwoorden van de vraag, terwijl een computermuis eerst nog naar het specifieke gebied bewogen moet worden om vervolgens te klikken.
    Er is een voorbeeld bekend van een toets waarin studenten de komma via een touchscreen op de juiste plek in een zin moest plaatsen. De touchscreen is minder precies, waardoor de komma vaak niet op de goede plek terecht kwam en de studenten raakten hierdoor zo gefrustreerd dat ze de hele vraag maar hebben overgeslagen.
    Dit is overigens per doelgroep verschillend. Jongere mensen waarderen een touchscreen doorgaans beter en kunnen er ook beter mee overweg.

  5. Toetsenbord

    Er zijn verschillende toetsenborden beschikbaar. De grootste verschillen worden gemeten wanneer er gebruik wordt gemaakt van een touchscreen of onscreen toetsenbord. Dit frustreert studenten en vertraagt hen bij het typen. Het typen zou zo natuurlijk mogelijk moeten verlopen. Gebruik vooral toetsenborden waar de studenten regelmatig mee werken. En let erop dat het toetsenbord niet teveel herrie maakt, wanneer je in grote zalen tegelijk toetst.

Bron: Way, W. D., Davis, L. L., Keng, L., & Strain-Seymour, E. (2016). From Standardization to Personalization. In F. Drasgow, Technology and tesing (pp. 260-285). New York: Routledge.


Concreet en Paragin tekenden onlangs de overeenkomst voor uitbreiding van de samenwerking, met een nieuwe leeromgeving!

Concreet Onderwijsproducten onderhoudt, vernieuwt en ontwikkelt leermiddelen en examenproducten voor de vmbo-en mbo-instellingen die opleiden voor een beroep in de bouw, infra en gespecialiseerde aannemerij.

De bestaande digitale leeromgeving Bouwinfranet was aan flinke vernieuwing toe, waarop Concreet middels een aanbestedingsprocedure op zoek ging naar een partner voor het vernieuwen van de digitale leeromgeving.
Paragin werd met een aantal andere aanbieders uitgenodigd om haar leeromgeving te presenteren en om mee te denken over de visie op onderwijs en ontwikkelen.

Er bestond reeds een nauwe samenwerking tussen Concreet en Paragin, doordat Concreet al een aantal jaren volop gebruik maakt van het Examenplatform bouw en infra voor kennis- en praktijkexamens en van de Digitale Trajectmap, beide vormgegeven binnen MijnPortfolio.nl.

Na een uitgebreide selectieprocedure werd onlangs de overeenkomst getekend door directeur Erik Meijering (Concreet) en Jeroen Bakker (Paragin). Momenteel wordt hard gewerkt aan het doorontwikkelen van de ideeën en de inrichting van de software.

We zijn er erg trots op dat een bestaande klant haar gebruik van onze software zo flink uitbreidt, met een nieuwe leeromgeving waarbinnen de nadruk ligt op gebruiksgemak en op onderwijs volgens het didactische 4C/ID-model.

De verschillende platforms die Concreet nu gebruikt, komen bij elkaar in één omgeving. Studenten vinden al het lesmateriaal van hun opleidingen op één plek en houden eenvoudig een portfolio bij met duidelijk inzicht in de voortgang.
Niet alleen helpt dit de studenten, ook de docenten worden ondersteund om onderwijs op maat te bieden en studenten goed te begeleiden.

Concreet werkt momenteel inhoudelijk aan het vernieuwen van de opleiding Timmeren. De verschillende modules binnen deze opleiding zijn straks te gebruiken via de vernieuwde digitale leeromgeving. In samenwerking met Paragin en diverse ROC’s en leerbedrijven laat Concreet dit zo goed mogelijk bij de praktijk aansluiten.

Ook is er oog voor de docent met een speciale docentomgeving die gaat ondersteunen bij het geven van lessen, en wordt gekeken naar interessante ontwikkelingen als 3D en augmented reality.

Wil je meer weten over de mogelijkheden van de leeromgeving van Paragin? We informeren je graag!


Veiligheid en betrouwbaarheid zijn belangrijke thema’s binnen Paragin. We zijn ons zeer bewust van de werkzaamheden die uitgevoerd worden met onze software, de processen en de mensen die hiervan afhankelijk zijn en op vertrouwen. Het is van groot belang dat onze software en platforms bereikbaar zijn, dat de opgeslagen data correct en veilig opgeslagen wordt, en dat deze alleen toegankelijk is voor betrouwbare, geautoriseerde personen.

We zijn dan ook voortdurend bezig met verbetering. Door nieuwe (technische) ontwikkelingen in de gaten te houden, risico’s te onderkennen en te onderzoeken, ver vooruit te kijken en regelmatig met ons hele team te sparren over mogelijke vooruitgang en verbetering.

Hoewel onze uptime erg hoog is (zo’n 99.96%, op basis van 24/7 over al onze producten) kan ook een 0.04% downtime enorm vervelend zijn. Of dit nu lang of kort duurt. Want er zijn op dat moment altijd toetskandidaten die midden in een examen zitten, gebruikers die deelnemers aan het begeleiden zijn met hun portfolio, of deelnemers die werken aan een e-learning of opdracht.

We hebben onderzocht of en hoe we onze uptime verder kunnen verbeteren, om nog dichter bij de 100% te komen, en nog meer ruimte voor groeiende gebruikersaantallen, piekmomenten, dataopslag en redundantie in te bouwen.

Na uitgebreid onderzoek en sparren met diverse klanten, partners en opdrachtgevers, hebben we gekozen voor uitbreiding van de infrastructuur met AWS (Amazon Web Services) en Hetzner.

AWS is het grootste cloudhostingplatform ter wereld, zeer betrouwbaar, snel en flexibel. De afgelopen jaren hebben zij een zeer beperkte downtime gehad en nooit binnen een geheel datacentrum. Bij AWS kunnen we gebruik gaan maken van drie datacentra, die het risico op downtime nog verder verkleinen. Deze datacentra zijn allen gevestigd in binnen de EER.

Aanvullend hierop wordt de infrastructuur uitgebreid naar Hetzner, een gerenommeerde Duitse datacenterprovider met datacenters in Duitsland en Finland. Deze datacentra worden geautomatiseerd aangestuurd, wat het risico van menselijk handelen beperkt. Lemonbit B.V. zal ons blijven ondersteunen bij het beheer van de servers, zoals zij nu ook al doen.

Onze klanten en partners zijn inmiddels geïnformeerd over deze uitbreiding, die ook van invloed is op afgesloten verwerkersovereenkomsten. Mocht je dit bericht gemist hebben of heb je aanvullende vragen over de uitbreiding van onze infrastructuur, dan informeren we je natuurlijk graag verder! Neem dan vooral even contact met ons op!

1 7 8 9 10 11 19