Vanwege de pandemie is er op grote schaal overgeschakeld naar online onderwijs. Een recent gepubliceerd artikel beschrijft het effect van online onderwijs op academisch succes onder studenten. De onderzoeker heeft 27 publicaties uit zeven verschillende landen meegenomen in de meta-analyse.

Omschakeling

Over de hele wereld moesten onderwijsinstellingen omschakelen naar digitale, online lesmethoden. Er moest wel omgeschakeld worden, omdat in de meeste landen fysiek onderwijs helemaal niet meer mogelijk was. Deze ontwikkeling zorgde er wel voor dat er meer nagedacht werd over hoe het onderwijs online vormgegeven moet worden.

Om deze reden keek de onderzoeker naar een aantal vragen die betrekking hebben op online onderwijs. Hoe sterk is het de laatste tien jaar ontwikkeld, en heeft deze ontwikkeling ook impact gehad? Welke variabelen hangen hier mee samen? Door de verschillende onderzoeksvragen te beantwoorden, hoopte de onderzoeker bij te kunnen dragen aan de toekomstige ontwikkelingen.

Samenvatting

De onderzoeker geeft informatie over de geanalyseerde studies. In de studies die in deze analyse zijn meegenomen, bleek online onderwijs een gemiddeld positief effect te hebben. Daarbij wordt wel gesteld dat dit effect op zichzelf staand is, en in deze metastudie niet wordt vergeleken met traditioneel onderwijs.

Er zitten voor- en nadelen aan online onderwijs. De voordelen zijn bijvoorbeeld flexibele lestijden en -momenten, er kunnen meerdere programma’s tegelijk aangeboden worden en het is relatief makkelijk om wijzigingen aan te brengen. Het verzamelen van werk en onderhouden van contact met studenten zijn ook duidelijke voordelen ten opzichte van fysiek onderwijs. Daarnaast zitten er geen grote verschillen in effectgrootte tussen de verschillende landen. Dit geeft aan dat online onderwijs in meerdere contexten effectief kan zijn. Onder nadelen benoemt de onderzoeker dat sommige studenten minder snel de docent opzoeken voor hulp en dat het lesmateriaal soms lastiger is om te begrijpen.

Conclusie

In de conclusie vergelijkt de onderzoeker de effectgrootte met eerdere metastudies naar hetzelfde onderwerp. Deze waren afkomstig uit 2004 en 2005 en lieten een lagere effectgrootte zien. Dit wordt verklaard doordat het online onderwijs sinds die jaren zeer sterk is ontwikkeld. Er zijn meer tools beschikbaar en docenten én studenten hebben verhoogde digitale vaardigheden. Er wordt daarbij meer onderzoek gedaan naar de behoeften van studenten bij online onderwijs. Deze factoren hebben er voor gezorgd dat de effectgrootte daarom gestegen is. De academische resultaten zijn de afgelopen jaren daarom ook gestegen.

Er wordt verwacht dat het effect in de toekomst nog verder zal toenemen, zeker omdat er door de pandemie hard aan het online onderwijs is gewerkt. Op scholen hebben docenten de online lessen zo goed mogelijk als extensie van het traditionele onderwijs opgebouwd. Dit kan in de toekomst mogelijk nog sterker worden gemaakt. De onderzoeker hoopt dan ook dat toekomstige metanalyses dit onderzoek gebruiken om de vooruitgang te kunnen controleren.



RemindoToets ondersteunt het gebruik van twee soorten plagiaatcontrole: TurnItIn en Ouriginal. Wanneer een kandidaat een toets heeft afgerond, kan met deze software gekeken worden of er overeenkomsten zijn met andere publicaties. We vertellen je hier graag meer over.

Database

Een plagiaatcontrole controleert de teksten van kandidaten aan de hand van een database. Hierin staan grote hoeveelheden webpagina’s en publicaties, waarmee de tekst van een kandidaat wordt vergeleken en eventuele overeenkomsten worden gemarkeerd. TurnItIn en Ouriginal geven zo aan welk deel en percentage van het gegeven antwoord mogelijk geplagieerd is.

Er is vervolgens ook een lijst beschikbaar met alle bronnen die de overeenkomende teksten bevatten. Hiermee kun je als beoordelaar inzien waar de teksten van afkomstig zijn. Dit kan wat meer inzicht geven en misschien opheldering geven van het antwoord van een kandidaat.

Werking in RemindoToets

Om binnen RemindoToets gebruik te maken van een van de plagiaatcontroles, is een abonnement nodig bij de externe partij. Een beheerder moet vervolgens de benodigde gegevens in RemindoToets invoeren. De werking van TurnItIn en Ouriginal in RemindoToets is in essentie hetzelfde. Voor de exacte verschillen en kosten verwijzen we je door naar de websites van ontwikkelaars.

Na het beschikbaar maken in RemindoToets, kunnen rollen die toetsmomenten mogen aanmaken de plagiaatcontrole inschakelen. Je vindt dit terug bij de instellingen van bestaande én nieuwe toetsmomenten. In de afbeelding hieronder wordt Ouriginal als voorbeeld genomen. Let er wel op dat de plagiaatcontrole alleen geldt voor open vragen en vragen waarbij een bestand door de kandidaat wordt geüpload.

Als het toetsmoment eenmaal is ingepland en de kandidaten antwoorden hebben ingevoerd, worden deze automatisch door TurnItIn of Ouriginal gecontroleerd. Doordat de antwoorden langs de grote database moeten, kan het soms een ogenblik duren voordat de controle is voltooid.

De status van de controle kan achterhaald worden bij de details van het toetsresultaat. Links in het menu is de knop ‘Overeenkomsten’ te zien (zie afbeelding rechts). Door deze uit te klappen wordt het logboek zichtbaar. In dit logboek wordt ook vastgelegd of TurnItIn of Ouriginal bezig is met verwerken.

Klik op ‘Rapportage’ om het volledige overzicht van de plagiaatcontrole te bekijken. Dit wordt geopend in een nieuw venster. Hier zijn verschillende gegevens op de voorpagina te vinden, zoals het aantal overeenkomende teksten die door TurnItIn of Ouriginal zijn gevonden. Hieronder zie je een voorbeeld uit de rapportage van Ouriginal. Je kunt deze rapportage ook bekijken door naar Resultaten > Analyse te navigeren en daar het betreffende toetsmoment te openen. Klik daarna op de knop ‘Overeenkomende tekst’ voor een gedetailleerder overzicht.


Wist je dat MijnPortfolio ook de plagiaatcontrole van TurnItIn en Ouriginal ondersteunt? Elk document wat in een portfolio wordt geüpload kan gecontroleerd worden. Klanten van Paragin die MijnPortfolio als inlevertool gebruiken, kunnen hier dus ook geburik van maken! Vraag ons gerust naar de mogelijkheden.


UNESCO heeft recentelijk een groot onderzoek gedaan naar de verloop van het onderwijs in de laatste 50 jaar: the Science and Evidence-based Education (ISEE) Assessment. Honderden wetenschappers uit bijna 50 landen werkten er aan mee. Naast deze terugblik is er ook gekeken hoe het onderwijs zich op dit moment én in de toekomst zal blijven ontwikkelen.

Voor het eerst

Het onderzoek is opgezet door het UNESCO Mahatma Gandhi Institute of Education for Peace and Sustainable Development (MGIEP). De vraag was welke ontwikkelingen zich de laatste 5 decennia hebben voorgedaan en waar het onderwijs nu naar toe gaat. Het uiteindelijke rapport had als doel om informatie te verzamelen, waarmee het onderwijs gericht verbeterd kan worden. Dit moest multidisciplinair zijn, om zo veel mogelijk kennis samen te kunnen brengen. In het onderzoek zijn daarom veel verschillende perspectieven meegenomen. Zo werkten er ander andere onderwijswetenschappers, pedagogen en filosofen aan mee.

Er wordt expliciet aangegeven dat het rapport niet bedoelt is om directe wijzigingen voor te schrijven aan beleidsmakers. De onderzoekers omschrijven het eerder als informatie die relevant is voor aanpassingen aan beleid op verschillende vlakken. Zo kun je bijvoorbeeld ook suggesties vinden op sociaal-economisch gebied.

Een aantal boodschappen

De onderzoekers hebben een aantal duidelijke boodschappen aan de lezer. De terugblik op de laatste 50 jaar laat zien dat er op verschillende punten sterke vooruitgang is geboekt, zoals geletterdheid en technologische ontwikkeling. Maar ook is er nog veel werk te doen. Zo is er, bedoeld of onbedoeld, meer ongelijkheid ontstaan en is het onderwijs te individualistisch.

Er wordt ook te veel gericht op resultaten, terwijl we meer bezig moeten zijn met het ontwikkelen van mensen. De onderzoekers stellen dat onderwijs niet alleen een academisch aspect is, maar ook sociale en emotionele onderdelen heeft die mensen moeten leren. Er moet minder nadruk komen op de prestatie en meer op de menselijke kant van het leren.

Er wordt ook ingegaan op het financiële onderdeel van het onderwijs. Er wordt gewaarschuwd voor de mate waarin grote bedrijven het onderwijs beïnvloeden. Dit gebeurt al wanneer bedrijven zo efficiënt mogelijk hun producten willen verkopen, wat vaak ten koste gaat van de lerende jongeren. De nieuwe technologieën die daarbij komen kijken zijn wel een erg sterk middel, stellen de onderzoekers. Ze hebben vooral voor leerlingen met speciale behoeften veel toevoeging.

Toekomstige aanpak

De conclusie voor de toekomstige aanpak, is dat er meer gericht moet worden op de leerling als persoon en hoe we het beste die persoon tot ontwikkeling kunnen brengen. We moeten minder richten op prestatie en meer op de cognitieve en sociale ontwikkeling. Het rapport stelt dat leerlingen daarom recht moeten hebben op gepersonaliseerde leerervaring. Mensen leren op verschillende manieren en dat moet terug te zien zijn in het onderwijs.

Leerlingen moeten ook meer zelf op zoek kunnen naar hun eigen kennis. Een grote, globale database met kennis en suggesties voor onderwijs kan hier een goede uitkomst bieden. Een verbeterde koppeling tussen het onderwijs en de omgeving kan ook voor verbeterde ontwikkeling zorgen.

Verder moet het onderzoek binnen het onderwijs beter geëvalueerd worden. Op dit moment worden er regelmatig conclusies getrokken op basis van homogene groepen. Dit leidt tot minder kennis over minderheidsgroepen, die als gevolg niet goed in het onderwijs worden betrokken. Door onderzoek aan te scherpen en dit diverser te maken, kunnen alle groepen in gelijke verhouding het beste onderwijs krijgen.


Lees alle aanbevelingen en het gehele rapport op de website van MGIEP/UNESCO: https://mgiep.unesco.org/iseeareport


De grootste vragenbanken in RemindoToets bestaan voor ongeveer 70% uit meerkeuzevragen. Dat is op zich niet vreemd, want het is een effectief vraagtype voor allerlei soorten kennis. Bovendien is het relatief simpel om aan te maken. Het is ook voor toetskandidaten overzichtelijk en eenvoudig te beantwoorden. De andere vraagtypen kunnen echter veel nuttige opties geven om passende en creatieve vragen te maken.

Bij Paragin weten we als geen ander dat meerkeuzevragen doeltreffend en efficiënt kunnen zijn, maar het is niet zonder reden dat er nog andere vraagtypen in RemindoToets zitten. Ze helpen om de kennis van kandidaten op verschillende manieren te toetsen.

Uit onderzoek blijkt dat vraagsoorten anders dan de meerkeuzevraag op een andere manier de stof kunnen bevragen. Dit zorgt ervoor dat je als onderwijsontwerper gerichter kennis kan testen. Als je bijvoorbeeld een stappenplan of procedure wilt bevragen, ben je met een meerkeuzevraag gelimiteerd. Door in dit geval een sorteervraag te gebruiken, moet de kandidaat elk onderdeel in de juiste volgorde zetten, in plaats van kiezen uit vier vooraf opgestelde antwoorden. Kijk daarom eens in de onderstaande lijst met alle andere beschikbare vraagtypen. Misschien kun je vragen ontwikkelen die nog beter passen bij wat je wilt toetsen!

Binnen RemindoToets zijn er 13 vraagsoorten naast de klassieke meerkeuzevraag. Elk punt bevat een koppeling naar het betreffende artikel in de Kennisbank, zodat je er meteen meer over kunt lezen:

  1. Drag & Drop / Sleepvraag. Bij dit type vraag moet de kandidaat één of meer afbeeldingen op de juiste plaats op een achtergrondafbeelding plaatsen. Dit kan door middel van het slepen van afbeeldingen naar van tevoren gedefinieerde gebieden. Vraagontwerpers kunnen dit gebruiken om het plaatsen van onderdelen te toetsen. Denk hierbij aan een model of stappenplan, of mechanische onderdelen op de juiste positie zetten.
  2. Grafische verbindvraag. Met de grafische verbindvraag kan een kandidaat verbindingen leggen tussen twee punten. De vraagontwerper maakt verschillende vlakken aan, waartussen kandidaten de correcte lijnen moeten trekken. In de onderstaande afbeelding zijn de schrijfsters met het juiste boek verbonden.
  3. Hotspotvraag. Met een ‘hotspot’ bedoelen we hier een bepaalde plek op een afbeelding, die het juiste antwoord aangeeft. Je kunt hierbij denken aan topografische vragen, waarbij een kandidaat een plaats of gebied moet aangeven. Er kunnen meerdere gebieden per vraag zijn en dus ook meerdere antwoorden. De vorm van een gebied kan cirkelvormig zijn, of er kan een eigen vorm worden gemaakt. Deze gebieden zijn voor de kandidaat niet zichtbaar. In het onderstaande voorbeeld is het antwoord juist als de kandidaat het markeringsteken in de paarse cirkel plaatst.
  4. Invulvraag. Bij een invulvraag kan de kandidaat een getal of woord invoeren. Het is mogelijk om een invulveld in een zin te plaatsen, waarbij één of meerdere ontbrekende woorden ingevuld moeten worden. De kandidaat kan hier wat speling bij krijgen door het gebruik van jokers. De vraagontwerper kan deze inzetten om bijvoorbeeld een fout gespeld woord toch goed te keuren. RemindoToets kijkt dit vraagtype automatisch na.
  5. Keuzelijstvraag. Dit vraagtype wordt hetzelfde opgesteld als een invulvraag. Het verschil is dat een kandidaat niet handmatig een tekst invult, maar kiest uit een lijst die uitklapt. De ontwerper moet in dit geval dus antwoorden vooraf opstellen. Voor elk antwoord kan het puntenaantal verschillen.
  6. Matching-matrixvraag. Hiermee worden antwoordmogelijkheden in een tabel (matrix) geplaatst. Het aantal invulvelden kan de ontwerper zelf bepalen. Er zijn daarbij drie mogelijkheden voor het aantal juiste antwoorden: één antwoord voor de gehele matrix; één antwoord voor elke rij in de matrix; of meerdere antwoorden per rij. Gebruik dit vraagtype om kandidaten correcte combinaties te laten kiezen.
  7. Meervoudig-juistvraag. De opzet van deze vraag is hetzelfde als een meerkeuzevraag, behalve dat er meerdere antwoorden goed kunnen zijn.
  8. Open vraag. Bij dit vraagtype moeten kandidaten hun antwoord noteren in een tekstveld. Hierbij wordt vaak gebruik gemaakt van een casustekst, die ook in RemindoToets opgesteld zijn.
  9. Sorteervraag. Als je wil toetsen of kandidaten kennis hebben van een procedure, kun je dat meten met de sorteervraag. Deze stelt een kandidaat in staat om onderdelen in een bepaalde volgorde te plaatsen.
  10. Uploadvraag. Gebruik dit vraagtype als de kandidaten een bestand moeten uploaden vanaf hun eigen device. Het type bestand is ook aan te geven, kandidaten kunnen zo gelimiteerd worden om bijvoorbeeld alleen Word- of PDF-bestanden in te leveren.
  11. Tekenvraag. De tekenvraag is het nieuwste vraagtype! Hiermee is het mogelijk om kandidaten tekeningen te laten maken. Er kan een afbeelding op de achtergrond staan, waar overheen getekend kan worden. Kandidaten kunnen zo onderdelen markeren en daarbij zelf ook tekstblokken toevoegen.
  12. Werkbladvraag. De werkbladvraag stelt ontwerpers in staat om een werkblad naar wens in te vullen. Er zijn meerdere manieren om antwoorden van kandidaten te verwerken. De werkbladvraag heeft veel verschillende toepassingen, voornamelijk voor onderwerpen die met financiën te maken hebben.
  13. AlgebraKiT is een bijzonder vraagtype, omdat dit eigenlijk een koppeling is. Dit vraagtype wordt ontwikkeld door een organisatie met dezelfde naam. Het stelt je in staat om verschillende wiskundige vragen te ontwikkelen, bijvoorbeeld voor herleiden en vereenvoudigen. Een handige feature is dat AlgebraKiT automatisch de opgegeven formules kan controleren. Je ziet dus meteen of deze correct is ingevoerd. Je kunt meer lezen in het Kennisbankartikel, of op de website van AlgebraKiT.

Daarnaast is er de mogelijkheid om een samengestelde vraag te maken. Dit is elke combinatie van bovenstaande vraagtypes, die samen één grote vraag vormen in een toets. Kijk hiervoor ook in het Kennisbankartikel Samengestelde vraag.


Wat gebeurt er de laatste jaren op het gebied van het evalueren van wat leerlingen kunnen? In de Pictio Onderwijspodcast van 29 juni vertelt Jeroen Bakker onder andere over programmatisch toetsen.

Formatief toetsen, programmatisch toetsen, digitaal toetsen, e-portfolio’s: er gebeurt de laatste jaren veel op het gebied van het evalueren van wat leerlingen kunnen.

Met Jeroen Bakker, directeur van Paragin, is de Pictio Podcast in gesprek gegaan over deze thema’s. Hoe kan digitaal toetsen bijdragen aan het (formatief) leren van leerlingen? Welke kansen en risico’s zitten hieraan? En hoe zorgt het onderwijs ervoor dat men de juiste middelen kiest? En wat is nou eigenlijk programmatisch toetsen precies?

Jeroen Bakker was eerder te gast in aflevering #7 over formatief evalueren.

Je kunt de Pictio Onderwijspodcast hier beluisteren.


Het onderwijs worstelt al een tijd met smartphones. Het is voor leerlingen en studenten erg afleidend om ze ongecontroleerd in de klas te hebben. Er zitten echter ook nuttige kanten aan smartphones in het onderwijs.

Het geldt voor leerlingen in het lager onderwijs en voor studenten in het hoger onderwijs: de aanwezigheid van smartphones in het klaslokaal kan erg afleiden. Uit onderzoek blijkt dat het ongecontroleerd gebruik ervan kan leiden tot verminderde kennisopname, vooral door het ontvangen van sociale mediaberichten. Hoe zit het dan met gecontroleerd gebruik? Is het mogelijk, en effectief, om smartphones te gebruiken als onderdeel van de les?

Het gebruik van smartphones is bijvoorbeeld terug te zien bij ‘flipping the classroom’. Deze term houdt in dat de docent minder tijd besteed aan het geven van instructie, maar juist veel tijd geeft aan studenten om zelf bezig te zijn met de lesstof.

Digitaal schoolbord

Er zijn inmiddels verschillende apps ontwikkeld die op dit principe inspelen. Een voorbeeld is het gebruiken van een digitaal schoolbord. Het idee achter het digitale schoolboord is dat het voor alle studenten open toegankelijk is. Als docent presenteer je een idee of opdracht, waar de studenten individueel of in groepen aan werken. Vervolgens worden de antwoorden door de studenten op het schoolbord geplaatst, waardoor er een collectie ontstaat. Het is daarna aan de docent om de antwoorden door te nemen en klassikaal te bespreken.

Smartphones zijn hier nuttig voor, omdat studenten met het gebruik van de bijbehorende app heel eenvoudig deel kunnen nemen aan een digitale ruimte. De smartphone heeft hier ook een klein voordeel ten opzichte van de laptop: in het hoger onderwijs heeft niet elke student deze (bij zich). Doordat de smartphone toegang geeft tot internet, wordt het mogelijk om studenten video’s, websites en andere informatiebronnen mee te nemen in de antwoorden.

Snelle quiz

Een ander idee is het gebruik van smartphones voor het beantwoorden van (quiz)vragen. Er zijn inmiddels verschillende websites die een quizapp of -website aanbieden. Docenten en studenten kunnen dit gebruiken voor bijvoorbeeld presentaties. Ook bij colleges kan het gebruikt worden om snel kennis te testen.

Studenten kunnen met behulp van een code in de app of website direct aan een digitale ruimte deelnemen. Vragen zijn te beantwoorden via het scherm op de eigen smartphone. De presenterende persoon kan meteen de gegeven antwoorden zien op het beeldscherm voorin het lokaal. Er kan dus meteen worden gediscussieerd, wat de betrokkenheid van de studenten verhoogt.

De bovenstaande suggesties kunnen ook een daadwerkelijke bijdrage leveren aan het verbeteren van onderwijs, zo blijkt uit onderzoek. De kanttekening hierbij is dat, zoals bij alle onderwijsvormen, er een goed achterliggend design moet zijn. In het geval van flipping the classroom, met behulp van de smartphone, blijft het belangrijk dat de docent genoeg tijd besteedt aan het contact met de studenten.


RemindoToets geeft veel informatie over gemaakte toetsen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de resultaten van kandidaten, maar ook informatie over de betrouwbaarheid en moeilijkheid van de toets en toetsvragen.

Vaak krijgen kandidaten hun resultaat (in cijfers, percentages of punten) alleen op het hoogste niveau te zien, namelijk op toetsniveau. Het is echter mogelijk om meer informatie over de resultaten te geven aan de kandidaat en/of aan zijn of haar begeleiders/docenten. Als dit gewenst is, moet daar al tijdens de toetsconstructie rekening mee gehouden worden door bijvoorbeeld vraageigenschappen toe te voegen aan vragen. Vervolgens kan bij de toetsmatrijs een terugkoppeling ingesteld worden. In dit artikel willen we aan de hand van twee eenvoudige voorbeelden laten zien wanneer je een terugkoppeling zou kunnen instellen. Voor de instructie over het instellen van een terugkoppeling(srapportage), ga je naar het artikel over Terugkoppeling in de Kennisbank.

De belangrijkste vraag is: Wat wil ik meten? Zijn dat bijvoorbeeld de prestaties op subonderwerpen in een toets, of het vaardigheidsniveau van kandidaten? Hieronder volgen twee voorbeelden.

Terugkoppeling op basis van regels

Een toetsmatrijs voor een toets Nederlands is onderverdeeld in een aantal regels: begrijpend lezen, spelling en grammatica. In elke regel zitten een aantal vragen. Naast het cijfer op de totale toets wil de docent weten hoe de kandidaten scoren op deze drie onderdelen. Om dit te bereiken moeten voor de terugkoppeling onderdelen aangemaakt worden op basis van deze regels (zie de afbeelding hierboven). Wanneer de resultaten er zijn, worden apart van het resultaat op de gehele toets, ook nog cijfers per onderdeel gegeven.

Terugkoppeling op basis van vraageigenschappen

Je kunt de terugkoppeling ook zo instellen dat er informatie per vraageigenschap wordt teruggekoppeld. Bijvoorbeeld in een toets waarbij drie casussen worden behandeld. Logischerwijs wil je alle vragen over één casus achter elkaar stellen en is de toetsmatrijs zo ingericht dat elke regel over één casus gaat. Binnen een regel kunnen er echter vragen gesteld worden op het taxonomieniveau ‘onthouden’, ‘begrijpen’ en ‘toepassen’. Als je als docent wilt weten hoe de kandidaten presteren op de verschillende taxonomieniveaus die verspreid zijn over de hele toets, kun je een terugkoppeling aanmaken per taxonomieniveau door de terugkoppelingsonderdelen op vraageigenschap in te stellen. Hierbij laat je RemindoToets uit alle regels vragen selecteren, maar wordt er gefilterd op vraageigenschap (zie de afbeelding hiernaast).

Tot slot is er ook de mogelijkheid om een terugkoppeling te krijgen op combinaties van regels en vraageigenschappen, maar altijd begin je met de vraag: Wat wil ik meten?

De extra informatie die de terugkoppeling geeft kan getoond worden aan kandidaten, maar kan ook puur voor analysedoeleinden gebruikt worden en niet aan kandidaten getoond worden. Wanneer je een onderdeel toevoegt, kun je dit instellen bij de zichtbaarheidsinstellingen bij stap 3.

 


Binnen RemindoToets en MijnPortfolio zijn functionaliteiten ingebouwd die tekst kunnen voorlezen: webReader en docReader. Deze externe software van het bedrijf ReadSpeaker verhoogt de toegankelijkheid voor gebruikers, kandidaten en beherende rollen. De voorleesfunctie kan ingezet worden bij toetsafname, maar ook in de beheer- en verdere afnameomgevingen. Zo kan elke gebruiker RemindoToets en MijnPortfolio gebruiken.

Wat is ReadSpeaker?

ReadSpeaker is een wereldwijde tekst-naar-spraakspecialist. De software van dit bedrijf wordt ingezet in 65 landen, voor zowel SaaS- als licentieproducten. Het heeft verschillende opties die de toegankelijkheid van teksten kunnen verhogen. Denk hierbij aan het voorlezen van teksten uit verschillende talen, het arceren van tekst die op dat moment wordt voorgelezen of het vertalen van tekst naar gesproken woord in een andere taal. Binnen onze software helpt de functionaliteit mensen die de teksten in RemindoToets en MijnPortfolio minder goed kunnen lezen. Doordat de tekst duidelijk wordt uitgesproken en onbeperkt beluisterd kan worden, kunnen zij ook zonder problemen toetsen afronden en met hun portfolio’s werken.

ReadSpeaker is opgedeeld in software die elk een eigen functie kunnen uitvoeren. Voor RemindoToets zijn webReader en docReader beschikbaar, MijnPortfolio bevat momenteel alleen webReader als toevoeging. webReader stelt gebruikers in staat om de tekst voor te laten lezen die zich direct op de webpagina bevindt. Je kunt hierbij denken aan toetsvragen en instructieteksten. docReader wordt in RemindoToets gehanteerd om documenten te openen en voor te lezen. Dit kan nuttig zijn als een toets een dergelijk document bevat voor het beantwoorden van een vraag. Hiermee kunnen alle bekende bestandsformaten voorgelezen worden, zoals PDF, EPUB en Office-bestanden. Elk onderdeel van ReadSpeaker moet geactiveerd worden door middel van een abonnement.

Gebruik in RemindoToets en MijnPortfolio
https://i.gyazo.com/99f8afd00f88424a86d90931a0d91c12.png

webReader in MijnPortfolio

webReader in RemindoToets

ReadSpeaker wordt in RemindoToets en MijnPortfolio op twee manieren geactiveerd:

  • Gebruik een van de bovenstaande iconen om webReader te activeren. Je vindt ze rechtsboven in je scherm nadat je bent ingelogd.
  • Selecteer een stuk tekst om voor te laten lezen. Er zal naast de selectie een pop-up verschijnen met een knop voor het afspelen.

Voor kandidaten die een toets aan het maken zijn, zien de functionaliteiten er iets anders uit. Rechtsboven elke toetsvraag staan twee knoppen: een knop om direct te luisteren en een knop om de tekstmodus te openen (zie rechts). Wordt er op de knop ‘Lees voor’ geklikt, dan zal op die plek vervolgens een balk met afspeelopties worden getoond. De knop met de pijl ernaast opent een pop-up waarin de tekst gearceerd kan worden. Er kan ook op een willekeurige tekst geklikt worden met de linkermuisknop, zo kan een specifiek gedeelte van de tekst op een pagina worden voorgelezen.

In de recente RemindoToets release 22.3 zijn er verbeteringen gedaan aan de ReadSpeaker intergratie. Kandidaten hebben nu direct controle over de voorleessnelheid en diverse instellingen kan aanpassen. Daarnaast is er rechtsonder nu altijd een menu aanwezig waarmee de kandidaat effectief grote stukken tekst voor kan laten lezen zonder dat de belangrijkste knoppen uit zicht raken. Daarnaast is in deze release het docReader van ReadSpeaker geïntegreerd.


Op basis van verschillende nationale en internationale onderzoeken naar het verschil tussen schoolexamens (SE) en centrale examens (CE), heeft men de conclusie getrokken dat het hanteren van een strenge beoordelingsnorm uiteindelijk leidt tot betere resultaten. Maar klopt dit eigenlijk wel?

Een rapport uit 2006 had als conclusie dat de intrinsieke waarde van middelbare schooldiploma’s in de voorgaande jaren was gedaald. Daarbij werd gesteld dat scholen met een laag gemiddelde op het centrale examen vaak een groter verschil hadden met de resultaten op de schoolexamens. Makkelijke schoolexamens zouden hier de verklaring voor zijn, omdat die scholen zo hoopten het gemiddelde op te krikken. Dit kreeg vervolgens aandacht in de media, waardoor de onderwijsinspectie het oppakte. Het gevolg: scholen die meerdere jaren een te groot verschil tussen het CE en SE hadden, kregen een lage beoordeling van de inspectie.

Ook in recenter onderzoek is dezelfde conclusie terug te vinden. Onderzoekers van de American University bekeken de wiskundecijfers van leerlingen over een periode van tien jaar. Daarbij maakten ze onderscheid tussen leerlingen van ‘strenge’ docenten die hoge beoordelingsnormen hanteerden en leerlingen van ‘coulante’ docenten die lagere normen hanteerden.

Het onderscheid tussen streng en coulant wordt in dit onderzoek gebaseerd op het verschil tussen schoolresultaten en eindexamenresultaten. De onderzoekers concludeerden uiteindelijk dat leerlingen van strenge docenten beter scoorden op de centrale examens, omdat de hoge normen voor meer kennisoverdracht hadden gezorgd. Dit wordt verklaard door de cijfers van leerlingen in verdere schooljaren opnieuw te vergelijken.

Onjuiste conclusies?

In een artikel over dit onderwerp wordt aangekaart waarom een probleem schuilt achter beide conclusies. Als eerste houden de twee bovenstaande rapporten geen rekening met de opbouw van schoolexamens. Deze zijn niet alleen opgebouwd uit verschillende cijfers, maar ook uit verschillende vormen van toetsing die per school sterk kunnen verschillen. Het komt daarom relatief weinig voor dat een schoolexamen extreem hoog of laag is. De centrale examens zijn juist momentopnames, waardoor uitschieters minder ongewoon zijn.

De uitgebreide toelichting in het artikel kan samenvat worden tot het volgende: het verschil tussen het SE en CE is te verklaren doordat er geen perfecte correlatie tussen de twee bestaat. Er zal altijd een verschil zijn tussen school- en centrale examens, waardoor we ook niet moeten verwachten dat ze altijd bij elkaar in de buurt zitten.

Wat kunnen we dan wel meenemen?

Het constante vergelijken van het SE en CE blijkt onnodig te zijn geweest en dat heeft soms negatief uitgepakt. In datzelfde artikel wordt gesteld dat we juist best trots mogen zijn op de resultaten van de schoolexamens. Onderwijsinstellingen en docenten mogen echt wel uitgaan van hun eigen kunnen, zeggen de schrijvers. Elke school kan doorgaan met de onderwijsvisie die zij hanteren, zonder dat ze daar met een onjuiste vergelijking op worden benadeeld.


Je weet misschien al dat onze software in verschillende talen beschikbaar is, waaronder ook het Engels. Juist deze taal is in het hoger onderwijs de afgelopen jaren een groot discussiepunt. Voor internationale studenten is het aantrekkelijk om onderwijs in het Engels te krijgen, maar dit geldt niet altijd voor Nederlandse studenten.

In het jaarlijkse rapport “De Staat van Onderwijs” wordt ingegaan op ontwikkelingen rondom de verengelsing. Er zijn verschillende bevindingen voor het mbo, hbo en wo, waarvan enkele voor alle soorten onderwijs gelden.

Zo wordt beschreven dat Engels bij alle studielagen steeds meer als standaardtaal wordt ingezet. Vooral bij wo-masters is het percentage hoog: 78% van die opleidingen is geheel Engelstalig. Dit is niet alleen omdat die opleidingen internationale studenten aan willen trekken, maar ook internationaal personeel. Ondanks de coronacrisis is de internationale instroom op universiteiten dit jaar zo’n 30%, ten opzichte van zo’n 25% in 2017. De inspectie kan niet met zekerheid zeggen of de toename in Engelstalige opleidingen de oorzaak of het gevolg is van de internationale toestroom.

Een statistiek die daar in contrast mee is, is dat de Inspectie merkt dat de Engelse taal in veel gevallen niet goed wordt beheerst. 31% van de Nederlandse studenten die aanvullend onderwijs hebben gevolgd, deden dit omdat zij niet met het niveau van Engels mee konden komen. Daarbij geven studenten aan dat zij docenten soms moeilijk verstaan, bijvoorbeeld omdat een docent zich in het Engels minder goed kan uitdrukken.

Wanneer een opleiding Engels als instructietaal hanteert, kan dit sommige studenten ervan weerhouden om voor die opleiding te kiezen. Vooral studenten die van het mbo en havo komen geven dit aan. De onderwijsinspectie benadrukt dat het gebruik van Engels als instructietaal hiermee een (onbedoeld) selectiemiddel dreigt te worden.

Internationale aanpak

In sommige andere Europese landen gaat men heel anders om met de verengelsing. Afgelopen oktober waren vertegenwoordigers van universiteiten uit Estland en Letland in Maastricht. Daar werd gesproken over de aanpak van Engelstalig onderwijs en hoe het zich verhoudt tot de eigen, nationale taal.

In beide landen heeft de staat een sterke invloed op de voertaal. De Letse overheid legt de universiteiten strakke regels op. Er is daar wel een constant debat over welke partij over die regels moet gaan, want sommige universiteiten hebben er moeite mee dat de overheid hen zulke regels op legt. Zij zien zichzelf als internationale speler die veel te bieden heeft aan internationale studenten. De overheid waakt daarbij sterk op het behoud van de taal, want dat wordt in het land gezien als een belangrijk onderdeel van de cultuur.

Estland heeft soortgelijke regels. In dat land werd ingesteld dat internationale studenten ook Ests taalonderwijs moesten krijgen, zodat de voertaal een gegarandeerde plek krijgt bij opleidingen die in het Engels worden aangeboden. Dit is uiteindelijk verbonden aan de financiering, waardoor universiteiten die dit niet doen mogelijk geld tekort zouden komen. De universiteiten lossen dit op door Engelse cursussen te geven over de Estse taal en cultuur. Er is daarmee een duidelijke scheiding tussen wat de regering wil en wat de universiteiten willen.

In Estland en Letland wordt meer gesproken over de taal als onderdeel van de cultuur, terwijl in Nederland de economische kant meer de toon lijkt te voeren. In een interview stelt een docent dat het hier meer gaat om rankings, waardoor universiteiten meer als “bedrijven worden gerund”. Er komt meer geld binnen als de universiteiten buitenlandse studenten aantrekken. Hij vind daarom dat de politiek moet ingrijpen. Moeten we misschien toch kijken naar de regels in Estland en Letland?


Bron: https://www.onderwijsinspectie.nl/documenten/rapporten/2022/04/13/de-staat-van-het-onderwijs-2022