Waar onderwijs en scholing wordt gegeven, zul je zonder twijfel beoordelingen, toetsen en examens terug vinden, om de kennis van studenten te kunnen toetsen. Deze worden echter niet zonder meer opgesteld en afgenomen. Veel instellingen maken gebruik van een examencommissie.  Wat doet een examencommissie precies?

De examencommissie moet zich garant stellen voor de kwaliteit van een examen of beoordeling en het diploma of certificaat. Ze stelt dus vast of een persoon voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een bijvoorbeeld een diploma of (ervarings)certificaat. De leden van de commissie zijn vaak mensen die veel kennis hebben van de betreffende schoolsoort, onderwijsinstelling en/of examinering in zijn geheel. De samenstelling is afhankelijk van hoe breed de examencommissie wordt ingezet. Dit kan zijn per opleiding, maar het komt ook voor dat er per faculteit een commissie bestaat.

Een belangrijk aspect is verder dat de examencommissie dient als onafhankelijk orgaan. De leden moeten geen belang hebben bij zaken die spelen bij de onderwijsinstelling, zoals het halen van hoge cijfers onder de studenten.

Wat zijn de taken?

De precieze taken van de examencommissie zijn niet voor elke instelling gelijk, maar zullen wel erg op elkaar lijken. Voor het hoger onderwijs zijn de taken van een examencommissie wettelijk bepaald. Het voortgezet onderwijs kent dit (nog) niet. In het raamwerk van de VO-raad worden wel een aantal aanbevelingen gegeven. Hieronder een voorbeeld van voorgestelde taken:

  1. Het borgen van de kwaliteit van de schoolexaminering (procesmatig, inhoudelijk, passend bij de visie van de school en passend bij het afsluitende karakter van het schoolexamen);
  2. Het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen om schoolexamens te beoordelen en vast te stellen.
  3. De examencommissie stelt regels vast over de uitvoering van de taken en bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, en de maatregelen die zij in dat verband kan nemen.
  4. Indien een kandidaat bij de examencommissie een verzoek of een klacht indient waarbij een lid van de examencommissie is betrokken, neemt het betrokken lid geen deel aan de behandeling van het verzoek of de klacht.
  5. De examencommissie stelt jaarlijks een verslag op over haar bevindingen bij het borgen van de kwaliteit van de schoolexaminering en verstrekt dit verslag aan het bevoegd gezag.

Wat doet een examencommissie dan in de praktijk?

Op het gebied van kwaliteitswaarborging is een examencommissie bezig met toetsanalyses en het toepassen van steekproeven om toetsen te controleren. De commissieleden kijken naar de inhoud van de toetsen en leggen deze naast de eindtermen die voor de betreffende opleiding zijn opgesteld. Als de commissie acht dat deze niet overeenkomen wordt dit teruggekoppeld aan de opleidingsfunctionarissen. Een examencommissie kan hierbij een advies geven, hoewel dit niet direct in de taken vastgelegd hoeft te zijn. Het is niet de taak om examens te ontwerpen, maar juist het controleren.

Een examencommissie heeft verschillende bevoegdheden die betrekking hebben op studenten. Er kunnen in bepaalde gevallen vrijstellingen worden verleend. Als een student bij een eerdere opleiding een diploma of certificaat heeft behaald die inhoudelijk sterk overeen komt met een aankomende studie kan dit bij de examencommissie gemeld worden. Deze kan beslissen om de student vrijstelling te geven. Studenten kunnen verder klachten en bezwaren indienen bij de examencommissie. Deze klachten zijn gerelateerd aan de opleiding, zoals de kwaliteit van het onderwijs, toetsing of het oneens zijn met een gegeven cijfer. De examencommissie kan vervolgens besluiten om een opleiding aan te spreken.

Nog een belangrijke taak die betrekking heeft op studenten is het geven van een bindend studieadvies (BSA). Dit advies geeft de examencommissie aan een student, met de mededeling of deze de opleiding mag vervolgens. In principe doet de commissie deze uitspraak aan het eind van het eerste studiejaar van de student. De onafhankelijkheid van een examencommissie maakt het wel of niet toekennen van het BSA eerlijk, zonder inmenging van andere personen die de student mogelijk goed kennen.


Iedereen komt ze tegen: meerkeuzevragen. Op een eindtoets, tentamens of bij het theorie-examen voor je rijbewijs. In dit artikel vind je een stappenplan voor het benaderen van een meerkeuzevraag. Ben je bezig met het ontwikkelen van vragen? Bij elke stap staat een docententip zodat je vragen niet te makkelijk beantwoord kunnen worden.

Tip 1. Beantwoord de vraag voordat je de antwoorden leest

Vergeet natuurlijk niet om eerst de vraag goed door te lezen! Wanneer je dat hebt gedaan, kun je proberen om de vraag zelf  te beantwoorden zonder naar de antwoordopties te kijken. Als je zelf een antwoord hebt bedacht, kijk dan naar de te kiezen antwoorden. Staat je antwoord er tussen? Dat kan je helpen voor het geval je ook andere opties moet overwegen: je bent niet voor niets op je eerste antwoord uitgekomen.

Docententip!

Elke meerkeuzevraag moet vanzelfsprekend een correct antwoord hebben. Het is wel wenselijk dat alle alternatieve antwoordmogelijkheden plausibel zijn. Zo test je je studenten het beste. Studenten die de lesstof goed beheersen zullen er het juiste antwoord uit  halen en er kan minder makkelijk gegokt worden!

Tip 2.  Foute antwoordopties elimineren

Wanneer je nog geen antwoord in je hoofd hebt, controleer dan of je de andere opties stapsgewijs kunt elimineren. Als je de stof goed beheerst, weet je wat je kunt afstrepen. Dit zal bij de ene antwoordoptie makkelijk zijn dan bij de andere. Probeer zo ver mogelijk te komen, zodat je zo zeker als mogelijk kunt zijn van je uiteindelijke antwoord. Het helpt je daarnaast om tijd te besparen, omdat je niet alle opties telkens opnieuw hoeft te overwegen.

Docententip!

Er zijn bepaalde woorden die een foute antwoordoptie kunnen verraden. Denk bijvoorbeeld aan woorden die generaliserend van aard zijn, zoals ‘altijd’ of ‘nooit’, ‘iedereen’ of ‘niemand’. Er zijn niet veel contexten waarin deze woorden in alle gevallen juist zijn. Het maakt je antwoordopties sterker door meer genuanceerde woorden te gebruiken.

Tip 3. Vastgelopen? Ga naar de volgende vraag!

Als je digitale toets dit toelaat, sla dan gerust een vraag over als je er even niet uit komt. Het kan frustrerend zijn om vast te lopen en je daardoor je concentratie verliest. Wanneer je eerst de vragen beantwoordt die je wel zeker weet, kun je de overige tijd en energie steken in de uitdagingen.

Docententip!

Als je studenten door de hele toets kunnen navigeren, betekent dit dat ze uit verschillende vragen tegelijk informatie kunnen halen. Dit hoeft niet gelimiteerd te zijn aan de vragen; ook door antwoordopties te bekijken kan een student misschien genoeg informatie halen om net die ene vraag te kunnen beantwoorden. Het maakt de toets uiteindelijk betrouwbaarder. Het is daarom sterk aan te raden om de vragen naast elkaar te leggen en dit na te gaan.

Tip 4. Let op antwoorden die veel informatie bevatten.

Er wordt vaak gezegd dat het langste antwoord ook het juiste antwoord is. Dat komt omdat sommige antwoorden nou eenmaal meer uitleg nodig hebben en daarom meer informatie bevatten. Bij een examen wat goed is opgezet zal dit niet het geval zijn. Let er daarom op dat je niet in deze valkuil terecht komt. De kans groot is dat de docent ook van deze ‘truc’ af weet, zeker als ze dit artikel hebben gelezen!

Docententip!

In tip 2 las je dat je bepaalde woorden beter niet kunt gebruiken. Dit kan er voor zorgen dat je antwoorden wat langer uitvallen. Zoals hierboven is aangegeven weten studenten vaak dat langere antwoorden een grotere kans hebben om het juiste antwoord te zijn. Ze hoeven natuurlijk niet precies even lang te zijn, maar probeer een goede balans te vinden in informatie voor elk antwoord. Het valt op als er drie antwoorden met één regel tekst zijn, terwijl een ander antwoord vier regels bevat.


Elke organisatie maakt één of meerdere groeifasen door in haar bestaan en elke groeifase heeft haar eigen charmes, uitdagingen en valkuilen. Hoe uniek je bedrijf ook is, de groeifasen en bijbehorende kenmerken zijn herkenbaar binnen elke organisatie die ze doorloopt. Echter, lang niet elke organisatie doorloopt elke groeifase. Zo zijn er miljoenen mensen die een bedrijf opstarten, maar enkel een procent of 5 hiervan groeit na de eerste opstartfase door naar een jaarlijkse omzet van 10 miljoen of meer.

Een research team van de Erasmus Universiteit in Rotterdam onderzoekt jaarlijks hoe het gesteld is met het aantal snelgroeiende bedrijven in ons land. (Hieronder verstaan zij bedrijven met tenminste 10 fulltime medewerkers -of 10 FTE- die over een meetperiode van 3 jaar ten minste 20 procent per jaar groeien in werknemers en/of omzet.)

In hun ‘ScaleUp dashboard 2020’ concluderen ze onder andere dat de groei van het aantal snelgroeiende bedrijven in ons land tot stilstand is gekomen. En dit al vóór het uitbreken van de Corona crisis.

Snelgroeiende bedrijven spelen een cruciale rol in het Nederlandse klimaat en dragen bij aan economische groei, werkgelegenheid en innovatie. Het is dan ook zorgwekkend te noemen dat deze bedrijven stoppen met groeien. Hoe kun je er dan voor zorgen dat je bedrijf wél een ScaleUp wordt?

Groeifasen model van Larry Greiner

Om de groeifasen binnen een organisatie weer te geven, wordt vaak het groeifasenmodel van Greiner gebruikt. Het doel voor een groeibedrijf is te komen bij de 5e stap, de ‘Standaardisatiefase’, welke de optimale fase is voor groei. De 5 fasen in het groeimodel zijn:

Groeifase 1: Pioniersfase

Een nieuwe organisatie start in de pioniersfase. De ondernemer is in deze fase meewerkend voorman of -vrouw. Er is weinig geformaliseerd. Het bedrijf bruist van creativiteit en energie. Het team is vooral bezig met ontwikkeling van (het) product(en) en het in de markt zetten hiervan. In deze fase zullen er tot ongeveer 8 medewerkers werkzaam zijn in het bedrijf.

Groeifase 2: Organisatiefase

Er ontstaat op een gegeven moment meer behoefte aan (management)processen. De rol van de ondernemer verandert meer in die van ‘manager’, hoewel hij of zij hierbij vaak worstelt met de verschillende petten, rollen en aandachtsgebieden. Voor veel ondernemers is dit een lastige fase. Ze willen vaak liever goede creatieve ideeën realiseren en kunnen moeite hebben met omkaderde processen. In deze fase zullen er tot ongeveer 25 medewerkers werkzaam zijn in het bedrijf.

Groeifase 3: Managementfase

Er worden meer professionals aangenomen op de specifieke functionele deelgebieden. Dit blijft in deze fase vaak tijd kosten van de ondernemer. De groei vraagt om flinke financiële middelen, nieuwe mensen kosten veel marge en creëren complexiteit en afstemmingsproblemen. De bedrijfscultuur kan onder druk komen te staan, wat zeker ook lastig kan zijn voor medewerkers die al langer in het bedrijf werkzaam zijn. In deze fase zullen er tot ongeveer 50 medewerkers zijn in het bedrijf.

4. Delegeerfase

Vanaf deze fase is er vaak een functionerend managementteam, waardoor de ondernemer meer tijd krijgt om zich op andere zaken te richten dan de operationele gang van zaken.
In deze fase zullen er tot ongeveer tot 150 medewerkers zijn in het bedrijf.

5. Standaardisatiefase

Dit is de optimale fase voor groei. Vanuit de verschillende management leden moet meer gecoördineerd en afgestemd worden. De kans is groot dat er meer bureaucratie ontstaat. De managers moeten steeds meer tot leiders worden ontwikkeld. Het enige doel in deze fase is om in flow te blijven.

Scaling Up

Hoe komt je dan in die optimale Standaardisatiefase?

Binnen Paragin zijn we fan van de Scaling Up methode van Verne Harnish. Verne Harnish is een Amerikaanse ondernemer en schrijver van onder andere het boek ‘Scaling Up’, waarin hij zijn groeiformule voor bedrijven omschrijft. Het geheim van duurzame groei zit ‘m volgens Harnish in een heldere strategie, gedisciplineerde executie, blije mensen en voldoende financiële middelen.

Ook bij Paragin herkennen we groeifasen uit het Greiner-model en de kenmerken die hier bij horen. We vinden het als groeiend bedrijf belangrijk om onze organisatie zo optimaal mogelijk te laten functioneren en daarbij te leren van de ervaringen van andere groeibedrijven. We vinden het ook belangrijk om -ondanks groei- onze bedrijfscultuur te behouden en we willen een prettige samenwerkingspartner zijn en blijven voor de gebruikers van onze software.

Een inkijkje in de Scaling Up methode

De methode richt zich op de vier onderdelen ‘strategie’, ‘uitvoering’, ‘mensen’ en ‘cash’. Harnish vertelt in zijn boek, maar ook tijdens zijn lezingen over zijn methode met veel praktische en inspirerende voorbeelden. Je kunt hier zelf mee aan de slag aan de hand van het boek, maar je kunt hierbij natuurlijk ook gebruik maken van een coach voor deze methode.

Strategie

In dit thema wordt je aangezet om een aantal dingen duidelijk te verwoorden- en volgens de Scaling Up methode ook op papier te zetten- in een OPSP (One Page Strategic Plan), die de basis van je organisatie vormen. Zo is duidelijk en door iedere medewerker te benoemen wat de organisatie doet en wat het doel is waar naartoe gewerkt wordt.

Onderdelen uit het OPSP zijn bijvoorbeeld:

  • Kerncompetenties: waar is de organisatie enorm goed in. Dingen die je beter doet dan anderen.
  • Doel van je bestaan: Wat doe je als organisatie en vooral: waaróm doe je wat je doet.
  • Kernwaarden: wat zijn de kernwaarden die je organisatie kenmerken. Wat zijn de regels en grenzen die je bedrijfscultuur definiëren.
  • Beloften: wat zijn de dingen die je je klanten beloofd.
  • Je stip aan de horizon: wat is het doel waar je op lange termijn naartoe werkt. Het legendarisch doel dat je in een jaar 10 alleen kunt bereiken, wanneer alles je meezit en alle resources aanwezig zouden. Of je ‘De BHAG (‘Big, Hairy, Audacious Goal.’), zoals Harnish dat noemt.

Vervolgens wordt er een stappenplan gemaakt om de BHAG te bereiken. Waar moet je in investeren om je BHAG te behalen? En wat zijn dan de doelen die je moet behalen en de prioriteiten die je moet stellen over 3 jaar en het komende jaar?

Uitvoering

Wanneer duidelijk is vastgesteld wat je doet en wat je wilt bereiken als organisatie, is het tijd om te kijken hoé dit dan moet. Harnish beschrijft in zijn boek het belang van een strak en regelmatig overleg ritme, het kunnen meten van prestaties op verschillende niveau’s (en daar naar handelen) en het plannen van je jaardoelen en prioriteiten per kwartaal. Hierbij wordt de Rockefeller Habits Checklist gebruikt. Een lijst van 10 routines, waarmee je de regelmaat in je uitvoering kunt afdwingen.

Cash

Om te kunnen groeien zijn financiële middelen nodig, het liefst gegenereerd door de eigen organisatie. Het boek besteed aandacht aan het zicht hebben op en het verbeteren van je cashflow, en het hebben van goed begrip van geldstromen binnen de organisatie

Mensen

Om je bedrijf duurzaam te laten groeien zijn er geweldige mensen nodig. Niet alleen medewerkers, denk ook aan klanten, leveranciers, partners, adviseurs en ondersteuning van de thuisbasis. Harnish besteed aandacht aan rollen en verantwoordelijkheien binnen het leiderschapsteam en het vinden, aannemen en prettig samenwerken met A-spelers: mensen die passen (en betrokken zijn bij) je bedrijfscultuur en strategie.


De Academie voor Podologie (AvP) leidt mensen op om aan de slag te kunnen als, hoe kan het ook anders, registerpodoloog! Een registerpodoloog is gespecialiseerd in voet- en houdingsklachten.  Daarnaast biedt de AvP ook bij- en nascholingen over verschillende onderwerpen die gerelateerd zijn aan podologie.

De AvP is daarbij in staat om de dagelijkse praktijk en ervaringen vanuit het veld te koppelen aan het onderwijs, zodat praktijk en onderwijs elkaar inspireren en stimuleren. De opleiding tot registerpodoloog wordt door Stichting Hoger Onderwijs Nederland erkend als registeropleiding, heeft een NRTO-keurmerk en het is ingeschaald op NLQF niveau 6. We spraken met Linda Hofs en Laura Lacet.

Linda Hofs

Linda werkt sinds 2004 voor AvP. Toen ze daar solliciteerde heette het nog Podologisch Opleidingsinstituut (POI). Ze is gestart op het secretariaat en nu fungeert zij als opleidingscoördinator. Dat houdt in dat zij onder andere de algemene en examengerichte planningen onderhoudt. Ze is daarnaast de back-up voor Laura wanneer het bij het secretariaat erg druk is.

Laura Lacet

Laura regelt bij AvP voornamelijk de studentenadministratie van A tot Z! Ze is eigenlijk altijd werkzaam geweest op administratief of secretarieel gebied. Na een tijdelijke functie kwam ze bij AvP terecht en inmiddels werkt ze er zo’n tweeënhalf jaar.

Fijn dat we jullie vandaag kunnen spreken! Linda, je noemt net dat de organisatie eerst een andere naam had. Wanneer is de AvP precies ontstaan?

Linda: “Grappig dat je dat vraagt, want dat weet ik niet precies! Bij mijn start was het opleidingsinstituut al flink in de groei, maar een officieel startpunt kan ik zo niet zeggen. Wat ik wel weet is dat we sinds 2007 Academie voor Podologie heten. Sinds die tijd is de AvP flink blijven doorontwikkelen!”

Hoe ervaar jij het werken voor AvP, Laura?

Laura: “Sinds ik er werk, merk ik dat er best veel verandert bij AvP. Het beste voorbeeld wat ik kan noemen is dat er sterk gedigitaliseerd is. Toen ik startte werd er nog veel op papier gedaan, zoals bijvoorbeeld het afnemen van toetsen. Inmiddels wordt dit natuurlijk digitaal gedaan via de software van Paragin. We blijven in ontwikkeling, maar er zijn al veel grote stappen gemaakt!”

Toen jullie voor het eerst bij Paragin kwamen, hadden jullie al beschikking tot een online omgeving. Kunnen jullie wat vertellen over hoe de overgang is gegaan?

Linda: “We hadden een kennisbank opgebouwd met daarin heel veel artikelen. De studenten konden daarin informatie opzoeken die ze nodig hadden voor de lessen. Dit is nu vormgegeven in MijnPortfolio.nl. Het was in MijnPortfolio niet mogelijk om exact dezelfde indelingen op te zetten, maar in overleg met Paragin is het gelukt om een mooie structuur te maken. Dit was voor onze docenten en studenten wel even wennen, maar dat hoort er natuurlijk bij.”

Laura: “Dat overleggen is inderdaad heel erg fijn geweest, en dat is het nog steeds. Paragin is heel klantvriendelijk en luistert naar onze wensen. We zijn erg blij hoe veel jullie hebben meegedacht om de omgeving passend bij onze opleidingen in te richten. Het maakt de implementatie van een nieuw systeem een stuk minder ingewikkeld.”

Hebben jullie daar misschien een voorbeeld van?

Linda: “Een goed voorbeeld is de demo’s die voor ons zijn aangemaakt. Toen we een aantal vragen voor hadden gelegd, kregen we al snel een voorbeeldomgeving. Deze was herkenbaar ingericht met onze eigen huisstijl, met daarin opties voor onze wensen. Dat werd bijvoorbeeld gemaakt voor de leeromgeving en de eventuele mogelijkheden voor een studentadministratie. We konden tijdens die demo’s meteen terugzien dat Paragin onze wensen goed begreep en daar goed over mee had gedacht. Het voelt alsof niks te veel moeite is voor Paragin!”

Goed om te horen! Jullie maken inmiddels al een aantal maanden gebruik van MijnPortfolio en RemindoToets. Hoe gaat dat in z’n werk?

Laura: “De studenten loggen bij ons in op de MijnPortfolio-omgeving. Daar hebben wij de gegevens in staan en kunnen ze bijvoorbeeld hun lessen voorbereiden, tentamenopdrachten aanleveren en toetsen starten. Het daadwerkelijke afnemen van toetsen gebeurt met RemindoToets. In MijnPortfolio zit een koppeling naar RemindoToets, zodat studenten doorgestuurd worden zonder dat ze het echt merken. Ze hoeven ook niet nog een keer in te loggen, wat natuurlijk erg handig is! Wij kunnen in RemindoToets ook meekijken en overzicht houden op de studenten die de toets aan maken zijn.

Aan het begin was het voor ons nog wel spannend. We hebben aan Paragin gevraagd of ze paraat konden staan tijdens het afnemen van de eerste toetsen in geval van nood. Gelukkig konden we daarin op Paragin rekenen, zelfs toen de eerste keer in een weekend was!”

Onze software heeft behoorlijk wat functies en knoppen. Was het voor jullie makkelijk om met de software te leren werken?

Linda: “Wij vinden de software echt fijn om in te werken. Natuurlijk zijn er veel opties aanwezig en kost het tijd om alles te ontdekken. Paragin kan alle onderdelen uitschakelen die wij niet nodig hebben. Veel functies hebben bovendien een korte toelichting voor wat ze doen. Ook onze docenten en studenten kunnen er inmiddels goed mee overweg. We hebben hiervoor een hoop andere softwarepakketten gehad waar dat anders is geweest.”

Ik vind de software van Paragin echt een ‘Apple’ onder de digitale systemen, heel gebruiksvriendelijk.

Net noemden jullie al de bestaande kennisbank en dat hier een andere oplossing voor moest komen in MijnPortfolio.

Linda: “Klopt, ik zei al dat we er een andere structuur voor moesten bedenken. De originele mappenstructuur was niet één op één over te zetten in MijnPortfolio, daarom is in overleg met Paragin een andere optie bedacht. Nu hebben wij in de kennisbank een lijst kunnen maken van alle artikelen uit de originele kennisbank. Daarnaast staan sleutelwoorden die aangeklikt kunnen worden. Door op een woord te klikken wordt alle informatie getoond die met dat onderwerp te maken hebben. Het werkt als een soort filter.

Daarnaast heeft Paragin op ons verzoek er een zoekfunctie in gebouwd, waardoor mensen ook zelf een zoekwoord kunnen invullen. Je moet dan wel specifiek zijn in het woord wat je zoekt. Maar ook hier is Paragin dus heel toereikend en ontwerpt speciaal nieuwe onderdelen voor ons!”

Heeft RemindoToets jullie ook dit soort voordelen gebracht?

Laura: “Ja zeker, ik noemde net al dat we studenten goed kunnen volgen. Als er een toets aan de gang is weten we bij welke vraag ze zijn en wat de status van de toets is. Daarnaast hoeven we niet meer zoals eerst te wachten op cijfers van docenten. Op papier moest alles eerst met de hand nagekeken worden, daarna handmatig ingevoerd worden in het systeem en de studenten moesten we vervolgens per persoon op de hoogte brengen. Het gaat nu allemaal vanzelf en in het geval van meerkeuzetoetsen zien studenten het cijfer direct na het afronden van de toets. We hoeven ook geen inzagemomenten meer te organiseren, nu kunnen ze namelijk gelijk de gemaakte toets inzien als ze dat willen. Er komt minder tijd en moeite bij kijken en dat is natuurlijk prettig voor zowel de studenten als voor onszelf.”

Hebben jullie nog een afsluitende opmerking voor ons?

Linda: “Ik denk dat zeker al duidelijk was dat we heel erg enthousiast zijn! Ik vind het heel fijn dat de communicatie zo goed en snel verloopt. Als het gaat om software kan het lastig zijn om elkaars ‘taal’ te begrijpen, maar daar was bij Paragin geen sprake van. Alle ondersteuning die we krijgen is heel fijn.”

Laura: “Daar sluit ik me bij aan. Alles loopt prima en ik hoor veel positieve dingen als mensen eenmaal aan de slag zijn in MijnPortfolio. Natuurlijk hebben we soms ergens een vraag over of zouden we graag een aanpassing zien die voor ons goed zou zijn. Daar wordt altijd serieus naar geluisterd en Paragin zoekt altijd naar een oplossing.”

Heel erg fijn om te horen dat jullie zo positief zijn over Paragin en onze software. Dank jullie wel voor jullie tijd!


Een goede les, demonstratie of presentatie geven vraagt om een goede voorbereiding, maar het moet ook vloeiend zijn. Je kunt je publiek enthousiast maken als je weet hoe je op een leuke manier kan presenteren. Het is natuurlijk voor jou en je publiek prettig als de presentatie van hoge kwaliteit is. Zorgt dit er echter alleen voor dat je presentatie leuk was om te volgen, of leert je publiek er ook meer van?

Carpenter, Northern, Tauber en Toftness (2021) deden hier onderzoek naar. Ze wilden weten of een hoog niveau van vloeiendheid in een presentatie leidt tot meer kennisoverdracht. Met hun experiment keken ze naar twee variabelen: instructor fluency (de vloeiendheid) en de ervaring van de docent.

De deelnemers aan het onderzoek keken naar een college. Er waren twee varianten: een spreker met lage vloeiendheid en een met hoge vloeiendheid. De helft van de deelnemers kreeg te horen dat ze naar een ervaren leraar zouden kijken en de andere helft naar een onervaren leraar. Sommige deelnemers kregen daardoor wat tegenstrijdige informatie. Ze keken bijvoorbeeld naar een spreker die niet vloeiend sprak toen hen werd verteld dat ze naar een ervaren leraar keken.

Wat was het verschil in presenteren? In het college waarin hoge vloeiendheid te zien was, keek de docent in de camera, sprak soepel en gebruikte ondersteunende gebaren. Voor de andere conditie hield dezelfde docent een inhoudelijk identiek college. De manier waarop de inhoud werd gebracht was echter anders: de leraar keek niet in de camera, las veel aantekeningen van papier en gebruikte een monotone stem.

Scoor je ook echt beter?

Nadat de deelnemers de opgenomen lezing hadden gezien, werd de volgende vraag gesteld: “In ongeveer twee minuten krijgt u een meerkeuzetest over de informatie in de video. Hoe goed denkt u dat u hierin zult scoren?” De deelnemers vulden ook een evaluatielijst in en maakten een meerkeuzetoets over het onderwerp. Achteraf bekeken de onderzoekers of de condities verschilden van gemiddelde score en hoe goed de deelnemers hun eigen scores hadden ingeschat.

Er bleek geen verschil te zitten in de scores tussen de groepen, wat betekent dat de vloeiendheid geen invloed had op prestatie. Deelnemers die de docent met hoge vloeiendheid zagen, schatten zichzelf wel beter in. De ervaring van de docent had hier geen invloed op.

Waarom is vloeiendheid dan belangrijk? En hoe doe je het goed?

Ondanks dat het prestaties niet direct verbetert, is vloeiendheid bij het presenteren zeker niet onbelangrijk. Er kan op een indirecte manier nog een sterke invloed zijn, bijvoorbeeld door meer enthousiasme te creëren bij het publiek. Als dit leidt tot meer betrokkenheid en interesse in het onderwerp, kan dit mogelijk leiden tot betere resultaten.

Het onderzoek van Carpenter, et al. noemt al een aantal factoren voor een vloeiende presentatie. Hiermee komt deze sterker over en geef je het publiek een positievere ervaring. Allereerst zijn je uitstraling en zelfvertrouwen belangrijk om de kijkers betrokken te maken. Een goede voorbereiding is hiervoor essentieel, zodat je het onderwerp van binnen en buiten kent. Het verkleint ook de kans dat je vastloopt met praten.

Verder is een open houding en oogcontact maken met je publiek belangrijk. Het gebruik van gebaren helpt om je boodschap over te brengen. Gebruik bijvoorbeeld gebaren als je een opsomming geeft door met je vingers mee te tellen. Als laatste is correct gebruik van intonatie een goede toevoeging. Je kunt met je stem de kernboodschap als het ware ‘uitlichten’, een punt maken, sfeer creëren en een verhaal zo vertellen dat je publiek er helemaal in zit. Het kost tijd om hier goed controle over te krijgen, omdat de klemtonen plaatsen eerst wat onnatuurlijk kan aanvoelen. Door het regelmatig te oefenen kun je het verloop van je zinnen vloeiender maken zodat je publiek helemaal in je verhaal of uitleg zit.


Bron: Carpenter, S. K., Northern, P. E., Tauber, S., & Toftness, A. R. (2021). Effects of lecture fluency and instructor experience on students’ judgments of learning, test scores, and evaluations of instructors. Journal of Experimental Psychology: Applied, 26(1), 26.


Onze klanten die MijnPortfolio gebruiken weten al dat wij graag met hen meedenken, om hun omgeving zo goed mogelijk te laten aansluiten en zo het platform zo optimaal mogelijk in te zetten. We zetten niet alleen een passende omgeving klaar, we ontwikkelen ook regelmatig nieuwe toevoegingen om onze platforms te verbeteren. In dit artikel vind je een aantal voorbeelden van oplossingen die we samen met klanten hebben bedacht!

Het opzetten van een kennisbank

In het interview met Academie voor Podologie heb je misschien al gelezen dat hun bestaande kennisbank een iets andere inrichting heeft gekregen binnen MijnPortfolio. De kennisbank bevatte veel informatie die studenten konden gebruiken om opdrachten en tentamens te maken. Om de kennisbank in MijnPortfolio te zetten, heeft Paragin de optie aangedragen om de kennisbank een andere structuur te geven. In de Ideeën-module is daar een zoek- en filterfunctie voor.

In de module zijn verschillende categorieën opgesteld die allemaal trefwoorden bevatten. Gebruikers kunnen op een trefwoord klikken, waarna alle onderwerpen met dat trefwoord rechts in beeld te zien zijn. Klik je meer dan één trefwoord aan, dan verschijnen alleen de onderwerpen die alle geselecteerde trefwoorden bevatten. Op deze manier kunnen de studenten van de Academie voor Podologie makkelijk de gewenste informatie vinden. Lukt het met de filters niet om het gewenste onderwerp naar voren te halen? Geen probleem! Er is voor deze module een zoekfunctie toegevoegd, zodat de gebruikers ook zelf de zoektermen kunnen invoeren.

Een overzicht voor beoordelingen

Een kennis- en opleidingscentrum in België stond voor de uitdaging om overzicht te krijgen in alle uitgevoerde beoordelingen. Samen hebben we een beoordelingenoverzicht opgesteld. Hiervoor hebben we de Vragenlijstbeheer-module gebruikt. Zoals de naam al doet vermoeden worden hier normaal vragenlijsten in aangemaakt. Met de aangepaste opzet kan het kennis- en opleidingscentrum hier beoordelingen invoeren en daar een mooi overzicht van maken.

Alle onderdelen die beoordeeld worden, zijn als kolommen naast elkaar weergegeven met daaronder voor elke deelnemer een rij. Door de muis op een onderdeel te plaatsen is te zien waar de deelnemer aan moet voldoen om een voldoende te behalen. Wanneer een beoordeling is ingevuld, krijgt deze een bijbehorende kleur. Een onvoldoende krijgt een rode kleur en een goede beoordeling kleurt groen. Zo kunnen beoordelaars direct in het overzicht zien of een deelnemer een goed, voldoende of onvoldoende heeft behaald.

Processen opzetten voor deelnemers

In de Proces-module kunnen onze klanten een lijst met acties opstellen die de deelnemers moeten uitvoeren. Denk aan opdrachten die bij een bepaalde cursus horen of het inplannen van evaluatiegesprekken over een zekere periode. Je kunt aangeven of er een maximale tijd tussen opeenvolgende acties mag zitten of dat er vanaf het startmoment wordt afgeteld. Bij elke stap die je in je proces plaatst kun je aangeven of er automatisch een of twee herinneringen verstuurd moeten worden. Je kunt met een proces je deelnemers zo automatisch op de hoogte blijven houden van hun deadlines.

Het overzicht in de module geeft door middel van kleurcodering aan of een deadline door een bepaalde deelnemer is behaald. Door gebruik te maken van filters kan er snel en gericht op een specifiek proces of zelfs per deelnemer gezocht worden. Gebruik deze module dus zeker als je eenvoudig zicht wil krijgen op de voortgang van je deelnemers!


Ben je enthousiast geworden om MijnPortfolio uit te proberen? Of wil je er graag meer over weten? Kijk dan eens op onze website voor meer informatie of neem contact met ons op!


Kennisnet heeft een viertal technologische ontwikkelingen geselecteerd, waarvan wordt voorspeld dat deze in de komende 5 jaar een beslissende rol gaan spelen in het onderwijs. Er wordt verwacht dat een doorbraak in de ontwikkeling een grote impact kan hebben. In dit artikel worden deze onderwerpen kort samengevat.

Kennisnet verwacht dat de selectie van de vier onderstaande onderwerpen er uit zal springen.

  • Artificial intelligence (AI)
  • Internet of things (IoT)
  • Ontwikkeling van interfaces
  • Vertrouwen en de digitale wereld

Artificial intelligence (AI)

Artificial intelligence (AI) is het vermogen van computers om taken uit te voeren waarvoor mensen hun intelligentie inzetten. Denk aan interactie met de omgeving, analyseren, redeneren, problemen oplossen en voorspellen. Je vindt artificial intelligence in ‘voice assistants’ op een smartphone of zelfrijdende auto’s. Artificial intelligence wordt op sommige gebieden in het onderwijs al gebruikt. We kunnen zo het leerproces van een leerling steeds beter volgen, analyseren en voorspellen en dat ondersteunt leraren om de juiste beslissingen te nemen over de leerroute van een leerling. De verwachting is dat AI de komende jaren nog sterker zal verbeteren.

Internet of things (IoT)

Het internet of things (IoT) gaat over alledaagse gebruiksvoorwerpen of apparaten die verbonden zijn met het internet. Ze wisselen gegevens uit zonder tussenkomst van mensen. Denk aan slimme deurbellen, verlichting, thermostaten en koelkasten. Dankzij IoT-apparaten worden we in onze dagelijkse bezigheden steeds meer ondersteund door computers zonder dat we ons daarvan bewust zijn. Er zijn nog niet veel toepassingen specifiek voor het onderwijs, maar dat lijkt een kwestie van tijd. Een mogelijk voorbeeld is dat onderwijs ook op mobiele apparaten steeds beter toegankelijk zullen worden.

Ontwikkeling van interfaces

Via de interface kan een mens met een computer ‘praten’ en de computer taken laten uitvoeren. Hiervoor werd meestal een toetsenbord, muis en beeldscherm gebruikt. Tegenwoordig zijn de interfaces steeds geavanceerder en vinden we ze op veel meer apparaten terug. Hierbij kun je denken aan interfaces die te bedienen zijn door middel van aanraking, beweging of spraak als touchscreens, slimme speakers en VR-brillen. Het onderwijs werkt al een aantal jaar met verschillende van deze apparaten, zoals smartboards. De VR-brillen zijn ook steeds meer in opkomst en hier zal in het onderwijs meer toepassing voor komen.

Vertrouwen en de digitale wereld

Technologie kan positief bijdragen aan het creëren van vertrouwen. Een goed voorbeeld hiervan zijn websites met reviews over bedrijven of producten. Het oordeel van anderen helpt je een goed hotel te kiezen of een goed product te kopen. Maar technologie kan ons vertrouwen ook schaden, bijvoorbeeld door fake news berichten of ondoordachte algoritmen. In het onderwijs hebben we te maken met een kwetsbare doelgroep – kinderen – en met keuzes en adviezen die van invloed zijn op die kwetsbare doelgroep. Juist in het onderwijs is vertrouwen daarom een belangrijk begrip. In de komende jaren zal hier in het onderwijs meer aandacht aan worden geschonken.


Bron: Kennisnet – Belangrijkste technologische trends voor het onderwijs


De taxonomie van Bloom is een bekend model dat als hulpmiddel dient bij het opzetten van onderwijs. Het wordt gebruikt bij het formuleren van leerdoelen en hieraan gerelateerde acties en producten. De taxonomie biedt een handige structuur en is een praktisch hulpmiddel bij de formulering van leerdoelen. In dit artikel wordt de onderverdeling toegelicht.

Hoge en lage orde

De taxonomie van Bloom wordt onderverdeeld in twee soorten vragen: hoge orde en lage orde. Bij hoge orde vragen en opdrachten, zijn voor het antwoord of de uitvoering de vaardigheden ‘analyseren’, ‘evalueren’ of ‘creëren’ nodig. Het zijn vragen en opdrachten die zich richten op:

  • Stimuleren van leerlingen om verder en meer kritisch na te denken;
  • Stimuleren van het probleemoplossend denkvermogen;
  • Ontlokken van discussie;
  • Stimuleren van leerlingen om zelfstandig op zoek te gaan naar informatie.

Lagere orde vragen, zijn vragen die een beroep doen op de vaardigheden ‘onthouden’, ‘begrijpen’ en (deels) ’toepassen’. Dit type vragen is geschikt voor:

  • Evalueren van de voorbereiding en het begrip van leerlingen;
  • Vaststellen van de sterktes en zwaktes van leerlingen;
  • Herhalen en samenvatten van gegeven informatie.

Zes niveaus

De bovenstaande vaardigheden worden onderverdeeld in zes niveaus. De eerste drie vallen onder de lage orde, de laatste drie onder hoge orde. Elk niveau is te associëren met een aantal werkwoorden en vraagstellingen. Deze worden hieronder kort toegelicht.

  1. Onthouden

Onder onthouden verstaan we het kunnen ophalen van informatie. Daarmee worden niet alleen simpele feiten bedoeld, maar ook complexe theorieën. De doelen van dit onderdeel zijn het kennen van bijvoorbeeld basisbegrippen, methoden en procedures. Een aantal werkwoorden die hiermee geassocieerd worden zijn: herkennen, opsommen, identificeren en benoemen. Door vragen te stellen als “Wat is de definitie?” of “Wat gebeurde er?” wordt er ingespeeld op het herinneren van de juiste informatie.

  1. Begrijpen

Als je bepaalde informatie begrijpt, dat kun je die informatie een zekere betekenis geven. Je kunt bijvoorbeeld een onderwerp samenvatten, beschrijven, interpreteren of voorspellen aan de hand van de informatie die je hebt. Ook de vraagstelling gaat een stap verder. Denk bijvoorbeeld aan “Geef een samenvatting van…” en “Geef een voorbeeld van…”.

  1. Toepassen

Na het begrijpen van kennis moet deze toegepast kunnen worden. Vaak gaat het om een concrete situatie, waarbij een specifieke opdracht of probleem wordt voorgelegd. Studenten moeten concepten, principes en procedures laten zien. Dit kan door bijvoorbeeld een demonstratie of andere vorm van kennis presenteren.

  1. Analyseren

Analyseren is het eerste onderdeel van hoge orde leren. Dit is het opdelen van informatie op zo’n manier, dat de structuur bestudeerd en begrepen wordt. Denk hierbij aan het herkennen van patronen, organiseren van onderdelen en het uiteenzetten van redeneringen. Het is een logische stap na het toepassen. Docenten kunnen verdieping creëren door te vragen naar argumentatie, alternatieve antwoorden of een andere vraag.

  1. Evalueren

In dit stadium moet een student eigen of andermans werk kunnen evalueren: het beoordelen op basis van (zelf opgestelde) criteria. Heeft het afgeronde werk de gewenste waarde? Vaak hoort hier het toekennen van een cijfer bij. De student kan verder aangeven of iets correct onderbouwd is en of er logische consistentie aanwezig is. Ook kan een student de eigen beslissingen motiveren.

  1. Creëren

Het laatste stadium heeft als doel om met de geleerde kennis nieuwe ideeën, oplossingen en producten te ontwikkelen. Een student heeft bijvoorbeeld de kennis om een nieuwe uitvinding te doen voor een gegeven probleem. In dit stadium moet vaak kennis uit meerdere disciplines worden gecombineerd en samengevoegd voor probleemoplossing.


Bron: https://talentstimuleren.nl/thema/stimulerend-signaleren


Het geven en ontvangen van feedback verloopt anders in de coronacrisis. Docenten en studenten zien elkaar minder en hebben daarom minder mogelijkheid om op een persoonlijke manier te spreken. Dit kan het lastig maken om feedback zo goed mogelijk over te laten komen, omdat het sociale aspect van feedback erg belangrijk is. Het geven van positieve feedback kan uiteindelijk bijdragen aan de motivatie en zelfverzekerdheid van studenten. Er zijn een aantal manieren om feedback ook in een online omgeving persoonlijker en positiever te maken.

Waar bestaat feedback uit?

Feedback is een samenhang van cognitieve, sociale en structurele dimensies. Het cognitieve gedeelte betreft de inhoud van feedback. Welke informatie bespreek je precies als je feedback geeft? Daarbij moet je rekening houden met de ontvanger en hoe deze de informatie kan verwerken. Feedback heeft tevens een belangrijk sociaal aspect. Wat is de relatie tussen de gever en de ontvangen van de feedback? Er zal verschil zitten in de feedback van een docent en die van een medestudent. Niet alleen omdat studenten over het algemeen op hetzelfde niveau staan, maar ook omdat docenten bijvoorbeeld cijfers toekennen. Dit kan de onderlinge relatie beïnvloeden. Als laatste is er nog het structurele onderdeel, wat ingaat op de opzet van het geven van feedback. Zijn er bijvoorbeeld feedbackrondes met meerdere personen? Of zitten er vereisten aan de feedback? Dit kan invloed hebben op de kwaliteit van de feedback.

Deze drie dimensies vormen samen de basis van het geven van feedback. Dat maakt echter nog niet dat feedback vanzelf positief zal zijn.

Wanneer is feedback positief?

Met positieve feedback doelen we niet op het complimenteren van dingen die goed zijn gegaan. Het gaat om het geven van verbeterpunten op zo’n manier dat het studenten motiveert en inspireert. Dit kan lastiger zijn in een online omgeving, omdat docent en student elkaar vaak niet kunnen zien. Het fysieke en gedeeltelijk het sociale aspect mist ook, waardoor het moeilijker wordt om bijvoorbeeld de reactie van de student te kunnen peilen. Docenten doen er daarom goed aan om hun manier van feedback geven hierop aan te passen.

Het voordeel van een online medium is dat het geven van feedback op verschillende manieren kan gebeuren. Docenten hebben ervaring met het geven van schriftelijke feedback, wat doorgezet kan worden. Vanwege het beperkte contact moet de feedback wel behulpzaam, aanmoedigend en zorgvuldig zijn. Verschillende media kunnen ook gebruikt worden om studenten te betrekken, zoals gifs, afbeeldingen, video’s, of andere beloningen die naast de bedoelde boodschap ook humor of plezier bieden. Feedback gebruiken als een kans om de aandacht van studenten te trekken kan helpen om een band op te bouwen, en zo de emotionele afstand tussen de docent en de student te verkleinen.

Wat kan nog meer helpen om een student te stimuleren?

Als je ambitieus bent, kun je ook sommige onderdelen van de cursus ‘gamificeren’, waarbij studenten digitale badges krijgen bij het afronden van een opdracht. Individuele feedback kan op privéopdrachten of publieke discussieruimtes worden gegeven. In beide gevallen kan positieve feedback emoticons bevatten (bijvoorbeeld een glimlach of een duim omhoog) om studenten je goedkeuring te tonen. Op die manier werken ze als positieve bekrachtiging. Deze kleine gebaren kunnen de studenten tonen dat ze gezien worden. Misschien nog wel belangrijker is dat dit kan helpen om het depersonaliseren tegen te gaan.


Bron: Latifi, S., Noroozi, O., & Talaee, E. (2021). Peer feedback or peer feedforward? Enhancing students’ argumentative peer learning processes and outcomes. British Journal of Educational Technology, 52(2), 768-784.


Het is bekend dat jongere generaties over het algemeen weinig moeite hebben met nieuwe technologie en software. Oudere volwassenen vinden het echter vaak lastig om dit op te pakken, omdat het wordt gezien als een grote uitdaging. Juist omdat ontwikkelingen op het gebied van technologie en media zo snel gaan, is het belangrijk om ook deze groep mensen mee te nemen in dit proces. Welke uitdagingen zijn dit? En hoe lossen we dit op?

Barrières

Het is lastig om een groep mensen mee te nemen in een ontwikkeling, wanneer er verschillende barrières zijn die doorbroken moeten worden. Slechts een derde van de 50-plussers vindt zichzelf bekwaam op het gebied van computers, smartphones of andere ‘slimme’ apparaten. Het komt regelmatig voor dat zij zich onbekwaam voelen, omdat deze technologie zich zeer snel ontwikkelt en zij dat niet kunnen bijbenen. Daar staan jongeren sterk mee in contrast, want 75% daarvan vindt dat zij goed om kunnen gaan met diezelfde technologie. Dezelfde verhoudingen zien we terug bij het gebruiken van software.

De onbekendheid met software kan erg lastig zijn voor oudere generaties, zeker wanneer begeleiding uitblijft. Handleidingen zijn niet duidelijk genoeg, bijvoorbeeld door te moeilijk taalgebruik. In andere gevallen worden vragen wel opgelost, maar zonder duidelijk te maken op welke manier de gebruiker dit de volgende keer zelf kan doen. Verder is gebrek aan communicatie een veel voorkomend probleem, wat kan leiden tot onzekerheid.

Een belangrijk gegeven hierbij is dat oudere generaties wel gedreven zijn om nieuwe technologie aan te leren. Zij vinden het daarom ook jammer dat ze niet volledig in staat zijn om hardware en software volledig te benutten. Door de bestaande barrières weg te nemen moet de gedrevenheid van deze generaties beter tot zijn recht kunnen komen.

Hulpmiddelen

Op welke manier kunnen de oudere generaties ondersteund worden? Op de eerste plaats kunnen ontwikkelaars van hardware en software keuzes maken in het design van hun producten. Denk hierbij aan het toevoegen van hulpmiddelen, zoals het toegankelijk maken van documentatie of andere ondersteunende functies. Zo heeft Paragin in de RemindoToets-software een knop voor toegang tot de Kennisbank en is er met een extern account beschikking tot de ReadSpeaker-functionaliteit.

Buiten de ontwikkelaars om zijn werkgevers in een belangrijke positie om goede ondersteuning te bieden. Extra aandacht voor degenen die moeite hebben met het hanteren van computers en software kan een belangrijke stap zijn. Denk hierbij aan het aanbieden van een extra cursus of het onderzoeken van de ervaringen van werknemers. Een continue evaluatie op dit gebied kan er voor zorgen dat werknemers meer vertrouwen in zichzelf kunnen hebben op het gebied van technologie.

Werknemers kunnen elkaar ook ondersteunen. Een methode die mogelijk goed werkt is het koppelen van degenen die sterk zijn met moderne technologie aan anderen die er minder goed mee om kunnen gaan. Een optie is het matchen van jongere en oudere werknemers, die aan elkaar respectievelijk hulp kunnen bieden en ontvangen. Een mooie bijkomstigheid hiervan is dat er een sterke vertrouwensband kan ontstaan, waardoor werknemers elkaar sneller durven te benaderen.


Bronnen:

Oh, E., & Reeves, T. C. (2014). Generational differences and the integration of technology in learning, instruction, and performance. In Handbook of research on educational communications and technology (pp. 819-828). Springer, New York, NY.

Vaportzis, E., Giatsi Clausen, M., & Gow, A. J. (2017). Older adults perceptions of technology and barriers to interacting with tablet computers: a focus group study. Frontiers in psychology, 8, 1687.

https://www.pewresearch.org/internet/2017/05/17/barriers-to-adoption-and-attitudes-towards-technology/

1 4 5 6 7 8 13