Kennisnet heeft een viertal technologische ontwikkelingen geselecteerd, waarvan wordt voorspeld dat deze in de komende 5 jaar een beslissende rol gaan spelen in het onderwijs. Er wordt verwacht dat een doorbraak in de ontwikkeling een grote impact kan hebben. In dit artikel worden deze onderwerpen kort samengevat.

Kennisnet verwacht dat de selectie van de vier onderstaande onderwerpen er uit zal springen.

  • Artificial intelligence (AI)
  • Internet of things (IoT)
  • Ontwikkeling van interfaces
  • Vertrouwen en de digitale wereld

Artificial intelligence (AI)

Artificial intelligence (AI) is het vermogen van computers om taken uit te voeren waarvoor mensen hun intelligentie inzetten. Denk aan interactie met de omgeving, analyseren, redeneren, problemen oplossen en voorspellen. Je vindt artificial intelligence in ‘voice assistants’ op een smartphone of zelfrijdende auto’s. Artificial intelligence wordt op sommige gebieden in het onderwijs al gebruikt. We kunnen zo het leerproces van een leerling steeds beter volgen, analyseren en voorspellen en dat ondersteunt leraren om de juiste beslissingen te nemen over de leerroute van een leerling. De verwachting is dat AI de komende jaren nog sterker zal verbeteren.

Internet of things (IoT)

Het internet of things (IoT) gaat over alledaagse gebruiksvoorwerpen of apparaten die verbonden zijn met het internet. Ze wisselen gegevens uit zonder tussenkomst van mensen. Denk aan slimme deurbellen, verlichting, thermostaten en koelkasten. Dankzij IoT-apparaten worden we in onze dagelijkse bezigheden steeds meer ondersteund door computers zonder dat we ons daarvan bewust zijn. Er zijn nog niet veel toepassingen specifiek voor het onderwijs, maar dat lijkt een kwestie van tijd. Een mogelijk voorbeeld is dat onderwijs ook op mobiele apparaten steeds beter toegankelijk zullen worden.

Ontwikkeling van interfaces

Via de interface kan een mens met een computer ‘praten’ en de computer taken laten uitvoeren. Hiervoor werd meestal een toetsenbord, muis en beeldscherm gebruikt. Tegenwoordig zijn de interfaces steeds geavanceerder en vinden we ze op veel meer apparaten terug. Hierbij kun je denken aan interfaces die te bedienen zijn door middel van aanraking, beweging of spraak als touchscreens, slimme speakers en VR-brillen. Het onderwijs werkt al een aantal jaar met verschillende van deze apparaten, zoals smartboards. De VR-brillen zijn ook steeds meer in opkomst en hier zal in het onderwijs meer toepassing voor komen.

Vertrouwen en de digitale wereld

Technologie kan positief bijdragen aan het creëren van vertrouwen. Een goed voorbeeld hiervan zijn websites met reviews over bedrijven of producten. Het oordeel van anderen helpt je een goed hotel te kiezen of een goed product te kopen. Maar technologie kan ons vertrouwen ook schaden, bijvoorbeeld door fake news berichten of ondoordachte algoritmen. In het onderwijs hebben we te maken met een kwetsbare doelgroep – kinderen – en met keuzes en adviezen die van invloed zijn op die kwetsbare doelgroep. Juist in het onderwijs is vertrouwen daarom een belangrijk begrip. In de komende jaren zal hier in het onderwijs meer aandacht aan worden geschonken.


Bron: Kennisnet – Belangrijkste technologische trends voor het onderwijs


De taxonomie van Bloom is een bekend model dat als hulpmiddel dient bij het opzetten van onderwijs. Het wordt gebruikt bij het formuleren van leerdoelen en hieraan gerelateerde acties en producten. De taxonomie biedt een handige structuur en is een praktisch hulpmiddel bij de formulering van leerdoelen. In dit artikel wordt de onderverdeling toegelicht.

Hoge en lage orde

De taxonomie van Bloom wordt onderverdeeld in twee soorten vragen: hoge orde en lage orde. Bij hoge orde vragen en opdrachten, zijn voor het antwoord of de uitvoering de vaardigheden ‘analyseren’, ‘evalueren’ of ‘creëren’ nodig. Het zijn vragen en opdrachten die zich richten op:

  • Stimuleren van leerlingen om verder en meer kritisch na te denken;
  • Stimuleren van het probleemoplossend denkvermogen;
  • Ontlokken van discussie;
  • Stimuleren van leerlingen om zelfstandig op zoek te gaan naar informatie.

Lagere orde vragen, zijn vragen die een beroep doen op de vaardigheden ‘onthouden’, ‘begrijpen’ en (deels) ’toepassen’. Dit type vragen is geschikt voor:

  • Evalueren van de voorbereiding en het begrip van leerlingen;
  • Vaststellen van de sterktes en zwaktes van leerlingen;
  • Herhalen en samenvatten van gegeven informatie.

Zes niveaus

De bovenstaande vaardigheden worden onderverdeeld in zes niveaus. De eerste drie vallen onder de lage orde, de laatste drie onder hoge orde. Elk niveau is te associëren met een aantal werkwoorden en vraagstellingen. Deze worden hieronder kort toegelicht.

  1. Onthouden

Onder onthouden verstaan we het kunnen ophalen van informatie. Daarmee worden niet alleen simpele feiten bedoeld, maar ook complexe theorieën. De doelen van dit onderdeel zijn het kennen van bijvoorbeeld basisbegrippen, methoden en procedures. Een aantal werkwoorden die hiermee geassocieerd worden zijn: herkennen, opsommen, identificeren en benoemen. Door vragen te stellen als “Wat is de definitie?” of “Wat gebeurde er?” wordt er ingespeeld op het herinneren van de juiste informatie.

  1. Begrijpen

Als je bepaalde informatie begrijpt, dat kun je die informatie een zekere betekenis geven. Je kunt bijvoorbeeld een onderwerp samenvatten, beschrijven, interpreteren of voorspellen aan de hand van de informatie die je hebt. Ook de vraagstelling gaat een stap verder. Denk bijvoorbeeld aan “Geef een samenvatting van…” en “Geef een voorbeeld van…”.

  1. Toepassen

Na het begrijpen van kennis moet deze toegepast kunnen worden. Vaak gaat het om een concrete situatie, waarbij een specifieke opdracht of probleem wordt voorgelegd. Studenten moeten concepten, principes en procedures laten zien. Dit kan door bijvoorbeeld een demonstratie of andere vorm van kennis presenteren.

  1. Analyseren

Analyseren is het eerste onderdeel van hoge orde leren. Dit is het opdelen van informatie op zo’n manier, dat de structuur bestudeerd en begrepen wordt. Denk hierbij aan het herkennen van patronen, organiseren van onderdelen en het uiteenzetten van redeneringen. Het is een logische stap na het toepassen. Docenten kunnen verdieping creëren door te vragen naar argumentatie, alternatieve antwoorden of een andere vraag.

  1. Evalueren

In dit stadium moet een student eigen of andermans werk kunnen evalueren: het beoordelen op basis van (zelf opgestelde) criteria. Heeft het afgeronde werk de gewenste waarde? Vaak hoort hier het toekennen van een cijfer bij. De student kan verder aangeven of iets correct onderbouwd is en of er logische consistentie aanwezig is. Ook kan een student de eigen beslissingen motiveren.

  1. Creëren

Het laatste stadium heeft als doel om met de geleerde kennis nieuwe ideeën, oplossingen en producten te ontwikkelen. Een student heeft bijvoorbeeld de kennis om een nieuwe uitvinding te doen voor een gegeven probleem. In dit stadium moet vaak kennis uit meerdere disciplines worden gecombineerd en samengevoegd voor probleemoplossing.


Bron: https://talentstimuleren.nl/thema/stimulerend-signaleren


Het geven en ontvangen van feedback verloopt anders in de coronacrisis. Docenten en studenten zien elkaar minder en hebben daarom minder mogelijkheid om op een persoonlijke manier te spreken. Dit kan het lastig maken om feedback zo goed mogelijk over te laten komen, omdat het sociale aspect van feedback erg belangrijk is. Het geven van positieve feedback kan uiteindelijk bijdragen aan de motivatie en zelfverzekerdheid van studenten. Er zijn een aantal manieren om feedback ook in een online omgeving persoonlijker en positiever te maken.

Waar bestaat feedback uit?

Feedback is een samenhang van cognitieve, sociale en structurele dimensies. Het cognitieve gedeelte betreft de inhoud van feedback. Welke informatie bespreek je precies als je feedback geeft? Daarbij moet je rekening houden met de ontvanger en hoe deze de informatie kan verwerken. Feedback heeft tevens een belangrijk sociaal aspect. Wat is de relatie tussen de gever en de ontvangen van de feedback? Er zal verschil zitten in de feedback van een docent en die van een medestudent. Niet alleen omdat studenten over het algemeen op hetzelfde niveau staan, maar ook omdat docenten bijvoorbeeld cijfers toekennen. Dit kan de onderlinge relatie beïnvloeden. Als laatste is er nog het structurele onderdeel, wat ingaat op de opzet van het geven van feedback. Zijn er bijvoorbeeld feedbackrondes met meerdere personen? Of zitten er vereisten aan de feedback? Dit kan invloed hebben op de kwaliteit van de feedback.

Deze drie dimensies vormen samen de basis van het geven van feedback. Dat maakt echter nog niet dat feedback vanzelf positief zal zijn.

Wanneer is feedback positief?

Met positieve feedback doelen we niet op het complimenteren van dingen die goed zijn gegaan. Het gaat om het geven van verbeterpunten op zo’n manier dat het studenten motiveert en inspireert. Dit kan lastiger zijn in een online omgeving, omdat docent en student elkaar vaak niet kunnen zien. Het fysieke en gedeeltelijk het sociale aspect mist ook, waardoor het moeilijker wordt om bijvoorbeeld de reactie van de student te kunnen peilen. Docenten doen er daarom goed aan om hun manier van feedback geven hierop aan te passen.

Het voordeel van een online medium is dat het geven van feedback op verschillende manieren kan gebeuren. Docenten hebben ervaring met het geven van schriftelijke feedback, wat doorgezet kan worden. Vanwege het beperkte contact moet de feedback wel behulpzaam, aanmoedigend en zorgvuldig zijn. Verschillende media kunnen ook gebruikt worden om studenten te betrekken, zoals gifs, afbeeldingen, video’s, of andere beloningen die naast de bedoelde boodschap ook humor of plezier bieden. Feedback gebruiken als een kans om de aandacht van studenten te trekken kan helpen om een band op te bouwen, en zo de emotionele afstand tussen de docent en de student te verkleinen.

Wat kan nog meer helpen om een student te stimuleren?

Als je ambitieus bent, kun je ook sommige onderdelen van de cursus ‘gamificeren’, waarbij studenten digitale badges krijgen bij het afronden van een opdracht. Individuele feedback kan op privéopdrachten of publieke discussieruimtes worden gegeven. In beide gevallen kan positieve feedback emoticons bevatten (bijvoorbeeld een glimlach of een duim omhoog) om studenten je goedkeuring te tonen. Op die manier werken ze als positieve bekrachtiging. Deze kleine gebaren kunnen de studenten tonen dat ze gezien worden. Misschien nog wel belangrijker is dat dit kan helpen om het depersonaliseren tegen te gaan.


Bron: Latifi, S., Noroozi, O., & Talaee, E. (2021). Peer feedback or peer feedforward? Enhancing students’ argumentative peer learning processes and outcomes. British Journal of Educational Technology, 52(2), 768-784.