MijnPortfolio.nl is constant in ontwikkeling. Updates en nieuwe functionaliteiten binnen het platform delen we graag proactief met de gebruikers. Elke maand kun je bekijken wat er nieuw is. Benieuwd waar je dit kunt vinden?

Het is mogelijk om vanuit de rol van beheerder te bekijken welke functionaliteiten en updates er de afgelopen maand zijn gedaan aan MijnPortfolio.nl. Wanneer je bent ingelogd in je omgeving en gaat naar menu ‘Instellingen’, kom je op tabblad ‘Functionaliteiten en updates’. Na het aflopen van de maand, zullen we hier zo spoedig mogelijk een nieuwe update plaatsen van waar we de afgelopen maand aan gewerkt hebben.

MijnPortfolio.nl is een ontzettend veelzijdig platform. De meer dan 75 verschillende modules kunnen ingezet en gecombineerd worden, om een omgeving op maat in te richten en zo ter ondersteunen bij elke werkgerelateerde uitdaging. We melden op de ‘Functionaliteiten en updates- pagina’, álle updates en nieuwe functionaliteiten die we toegevoegd hebben. Je zult dus platformbrede ontwikkelingen lezen en niet alleen ontwikkelingen rondom modules die je zelf gebruikt.

Wanneer je werkt met een hoofdomgeving en verschillende sub-omgevingen, dan zul je de functionaliteiten en updates-pagina alleen vinden als beheerder in de hoofdomgeving.

Heb je vragen over (ontwikkelingen in) MijnPortfolio.nl? We helpen je graag verder!


Portfolio’s worden in de praktijk vaak gebruikt als ondersteuning voor het leren (formatief) en ook als formeel toetsinstrument (summatief). Wanneer portfolio’s voor beide doeleinden gebruikt wordt, heeft dat een groot effect op het formatieve doel. Dit doel wordt dan nog nauwelijks bereikt. Belangrijk dus om over na te denken wanneer het (digitale) portfolio zijn intrede doet.

In het medisch onderwijs worden portfolio’s gebruikt voor studenten om tot reflectie te komen en het zelfsturend vermogen van studenten te vergroten. Het resultaat zijn rijke portfolio’s, waarin incidenten en ervaringen beschreven zijn met daarop een betekenisvolle reflectie. De neiging is dan groot om deze zichtbare ontwikkeling van studenten ook mee te laten wegen in het eindoordeel. Wat gebeurt wanneer een portfolio niet meer alleen een formatief doel, maar ook een summatief doel krijgt? Dat werd onderzocht door Snadden en Thomas.

Het resultaat was dat studenten in een portfolio voor summatief gebruik veel minder geneigd zijn om incidenten te vermelden die niet zo goed gingen, maar waar ze wel veel van hebben geleerd. Daarnaast zijn er nog twee andere kwesties die overbrugt moeten worden, voordat een portfolio summatief ingezet kan worden:

  1. Portfolio’s bevatten persoonlijk materiaal met meestal maar weinig objectieve punten, waarmee vergelijkingen gemaakt kunnen worden tussen studenten.
  2. Het is heel arbeidsintensief om een portfolio te beoordelen. Er moet gecontroleerd worden of met de ingeleverde producten de doelen zijn behaald.

Daarmee zou je kunnen concluderen dat portfolio’s weliswaar effectief zijn als mechanisme om persoonlijk leren en groeien te ondersteunen, maar slecht functioneren in een vergelijkend assessment. Toch zou het zonde zijn om ze in het geheel niet mee te nemen in de beoordeling, omdat ze juist zicht geven op de prestatie van studenten over een lange periode van tijd.

Camp concludeerde al in 1998 dat portfolio’s het meest te bieden hebben voor leren en toetsing als ze studenten uitnodigen tot eigenaarschap. Het aspect van eigenaarschap zorgt ervoor dat de student zelf selecteert en dat het niet gestandaardiseerd materiaal oplevert. Dit is nogal een uitdaging voor de meting en validiteit, vooral omdat we in onze huidige visie op toetsing vooral gericht zijn op het vergelijken van studenten. Dat betekent dat toetsing die is gebaseerd op het vergelijken van studenten met elkaar niet makkelijk past bij portfolio’s. Daarvoor zou eerst een andere toetsingsmethode ontwikkeld moeten worden.

Afhankelijk van de toetsvisie die wordt gebruikt, kun je op dit moment portfolio’s misschien het beste gebruiken als aanvulling op andere vormen van toetsing. Waarmee portfolio’s kunnen illustreren dat verschillende aspecten van persoonlijke groei zijn behaald, die je niet kunt vinden in traditionele toetsvormen.

Bronnen:

Camp, R. (1998). Portfolio reflection: The basis for dialogue. The Clearing House, 72(1), 10-12.

Snadden, D en Thomas, M. (1998). The use of portfolio learning in medical education. Medical teacher, 20(3), 192-199.

 


Je doet een opleiding, aan het einde doe je examen, je krijgt je diploma en gaat aan het werk. Dat is de traditionele aanpak van toetsen in het onderwijs. Veel onderwijsinstellingen zien dat graag veranderen. We kunnen meer doen rondom het leren van toetsen, maar hoe kun je het dan inrichten? Misschien is programmatisch toetsen daar de oplossing voor.

Wanneer je een enkele toets afneemt bij studenten is er altijd sprake van een compromis als het gaat om de kwaliteitscriteria.  Het is onmogelijk om een perfecte betrouwbaarheid, validiteit en acceptatie te behalen. Wanneer je een kennistoets afneemt kun je streven naar perfecte betrouwbaarheid, wanneer je een praktijk-assessment inzet zul je meer streven naar authenticiteit en neem je genoegen met een minder objectief oordeel. De keuze van het compromis heeft te maken met de context en het doel van de toets.

Wanneer toetsen worden ingezet, is er dus vaak sprake geweest van een compromis. Toch worden er dagelijks zware beslissingen genomen op basis van deze toetsen: diploma, studieadvies, overgaan naar het volgende jaar. Programmatisch toetsen probeert hiervoor een oplossing te bieden door verschillende toetsmethoden samen te voegen, die samen het eindresultaat bepalen.

Wat is er mis met de traditionele manier?

Wanneer een student zakt, moet hij vaak het hele examen herkansen. Wanneer de student meerdere keren zakt, moet hij het hele vak opnieuw doen. Als je een aantal toetsen hebt behaald, mag je door naar de grote eindtoets. Hoewel studenten vaak wel worden gestimuleerd door dergelijke examens, wordt er onterecht vanuit gegaan dat studenten hetgeen er is getoetst voor de rest van hun leven beheersen. In de meeste gevallen zal dit niet zo zijn. Volgens psychologen zijn de meeste studenten 50% van het geleerde al binnen een paar weken vergeten.

Daarnaast is het de vraag of ze datgene wat is geleerd ook in de praktijk kunnen toepassen: het transferprobleem. Stel je voor dat je iemand een cursus geeft over communicatie, die bestaat uit 4 lesdagen. Daarna beoordeel je hem met een mondeling examen. De conclusie op basis van onze traditionele manier van toetsen is dat deze student voldoende kan communiceren. Maar de praktijk laat ons zien dat dit soort vaardigheden zich ontwikkelen over een langere periode van tijd. Wanneer je het demonstreert in de praktijk en hierover feedback ontvangt. Bij de huidige manier van toetsing is de feedback vaak mager. Soms bestaat de feedback alleen uit een cijfer.

Principes van programmatisch toetsen

Programmatisch toetsen is gebaseerd op een aantal toetsprincipes:

Enkele toets representeert één datumpunt

In programmatisch toetsen wordt er niet gesproken over examenresultaten, maar over data-punten. Eén toetsresultaat staat gelijk aan één datumpunt. Er bestaat geen perfecte toets. Dus je hebt behoorlijk wat datumpunten nodig om een oordeel te geven over jouw student.

Ieder datumpunt is bedoeld om van te leren

Ieder datumpunt is rijk aan feedback en informeert de student over zijn voortgang. Soms wordt de leertaak zelf gebruikt als datumpunt. De voorwaarde is dat het de studiehouding bevordert en de student verder kan helpen. Daarmee is het geoorloofd om iedere toetsmethode toe te passen, waarmee zicht gegeven kan worden op de voortgang. Dus ook dat mondelinge examen en die hele lange casus, die eerst te subjectief werd bevonden.

Consequenties zijn gebaseerd op een ononderbroken reeks van resultaten

Programmatisch toetsen kent geen onderscheid tussen formatieve en summatieve toetsen. Ze spreken over high-stake en low-stake datapunten. Een low-stake datumpunt kan samen met andere datapunten gebruikt worden voor een high-stake beslissing.

Zwaarte van de beslissing en het aantal datumpunten zijn gerelateerd

Hoe zwaarder de beslissing is die genomen moet worden (bijvoorbeeld diplomeren) hoe meer datapunten er nodig zijn om deze beslissing te nemen.

Studenten worden geholpen bij het gebruiken van feedback

Programmatisch toetsen heeft als doel om het zelfsturend leren van studenten te bevorderen. Dit wordt gedaan met behulp van een dialoog, meestal met behulp van een mentor. Mentoren helpen de student bij het verwerken van de gegeven feedback. Dit doen zij door veel vragen te stellen. Maar ook medestudenten kunnen hierin een grote rol spelen.

Samenvoegen van beoordelingen met behulp van betekenisvolle entiteiten

Programmatisch toetsen richt zich vaak op competenties of andere entiteiten die vakoverstijgend zijn. Hoe kun je datapunten die voortkomen uit een specifiek vak samenvoegen met andere datapunten? Meestal is daar een overkoepelde term voor nodig (zoals een competentie). Zo kan een resultaat uit het vak statistiek misschien een datumpunt zijn onder de competentie analyseren.

Procedurele maatregelen dragen bij aan de betrouwbaarheid van de beslissingen

Wanneer er veel datapunten beschikbaar zijn en er een belangrijke beslissing genomen moet worden over de student, is het van belang dat deze beslissing geaccepteerd kan worden. Een oordeel geven hierover is niet eenvoudig. Er wordt geadviseerd om een comité op te richten die verantwoordelijk is voor het nemen van die beslissingen. De leden van dit comité zijn onafhankelijk van de docenten en studenten. Je kunt daarbij toestaan dat de mentor het comité voorziet van een advies, maar de leden van het comité nemen een beslissing over de student. Daarmee wordt de relatie tussen de mentor en de student beschermd.

Benieuwd hoe dit in de praktijk ingericht kan worden? De Universiteit van Maastricht gebruikt programmatisch toetsen voor hun medisch onderwijs. In deze film legt één van de onderzoekers uit hoe dit werkt.

Bron: Van der Vleuten, C., Heeneman, S., & Schuwirth, L. (2017). Programmatic assessment. A Practical Guide for Medical Teachers, 295.